Generatie 20 - deel 3, Number One
Het boek waarin hij had liggen lezen bleek over het bouwen van de robots te gaan die hij op straat en in het winkelcentrum had zien rondlopen. Plumbots werden ze genoemd en Saul was geïnteresseerd in wat ze nou precies konden en hoe hun mechanisme werkte.
Het bleek pittige materie. Hij moest zich werkelijk concentreren om de stof tot zich te nemen, wat geen wonder was omdat het technologie betrof die duizenden jaren voor lag op wat men in zijn wereld wist.De volgende ochtend bezocht hij dus, op aanwijzing van Emit, een werkplaats waar plumbots werden vervaardigd en probeerde hetgeen hij gisterenavond geleerd had in praktijk te brengen. Dat was niet eenvoudig, maar tegen het eind van de middag had hij een aantal onderdelen weten te creëren en wilde hij wel eens kijken of hij zelf zo'n apparaat in elkaar kon zetten."Mag ik dat zomaar doen?", vroeg hij aan de balie, zich toch een beetje opgelaten voelend het woord te richten tot een stuk babbelend metaal.
"Ja hoor", was het vriendelijke antwoord. "Op eigen risico uiteraard. Ik weet niet of u al bruikbare chips heeft gemaakt, anders heb ik wel een paar handige in de aanbieding hier. De poets-chip is zeer geliefd, de oppas-chip, misschien de tuinier-chip?"
Saul grinnikte. "Geef alle drie maar, dat wordt nog eens een nuttige hulp in de huishouding."Hij rekende af en liep terug naar de machine waar hij met de instructies naast zich stap voor stap precies deed wat er stond. Hij kon helemaal zelf bepalen hoe de plumbot eruit kwam te zien en of het een mannetje of een vrouwtje zou worden. Vooral dat laatste vond hij nogal grappig en toen hij ook nog bleek te kunnen kiezen voor een exemplaar zonder benen besloot hij zonder aarzeling daarvoor te gaan, uit pure nieuwsgierigheid hoe dat zou werken. Binnen een uur was de robot klaar en tufte het ei uit."Welkom in deze wereld", zei Saul hartelijk, benieuwd of hij antwoord zou krijgen en toen dat prompt gebeurde bracht dat toch een schokje teweeg.
"Dank u maker, hoe noemt u mij?"
"Ik noem je....", Saul dacht even na. "Ik noem je Number One, er volgen er vast nog veel meer en dan ga ik iets meer met vrolijke kleurtjes doen."
De plumbot maakte een kort bliebgeluidje en begon hem te scannen. "Ik bespeur bijzondere talenten", zei ze toen.
Saul was onder de indruk. "Dat klopt", zei hij. "Ik ben een tovenaar met sluimerende vampierkrachten, wat apart dat een machine dat kan detecteren."Hij groette Number One ("Je bent vrij, maak iets moois van je leven!") en vloog door een treurige miezer terug naar het hotel waar hij een beetje rondhing, muziek maakte en wat kletste met andere gasten die hem het hemd van zijn lijf vroegen over de tijd waarin hij leefde, totdat het tijd was om naar bed te gaan.De volgende dag bleek het gelukkig weer droog en warm buiten en ditmaal besloot hij eens op onderzoek uit te gaan in de woestijn, die zich ten zuiden van de stad uitstrekte zo ver het oog reikte. Evenals gisteren reisde hij per hoverboard, omdat hij dat toch iets prettiger vond dan de jetpack. Hij had namelijk al een aantal maal mensen met een enorme klap uit de lucht op het plaveisel zien vallen en aangezien hij graag in een stuk wilde terugkeren naar Dragan Glaenn, leek het hem veiliger iets dichterbij de grond te blijven.In de woestijn was het - zoals te verwachten viel - nog heter en broeieriger dan in de stad en op het eerste oog groeide er niets. Toen hij echter bij een vreemde metalen constructie met een hermetisch gesloten deur arriveerde, zag hij dat er wel degelijk planten stonden. Hoewel hij ook in dit geval - net als eerder bij het insect dat hij had gevonden - twijfelde of het wel helemaal natuurlijk was wat hij zag.Toen hij verder vloog zag hij vanuit de verte een tafereel dat hem net zo verbaasde als het over de grond kruipende kind in de winkelpromenade. Een tiener stond met zijn neus begraven in een boek, terwijl een klein jongetje aan zijn voeten in het gloeiende zand zat. Saul vloog er op af maar besloot ditmaal een iets andere toon aan te slaan omdat hij niet opnieuw zin had in ruzie.
"Is het hier niet veel te heet voor je broertje?", vroeg hij dus vriendelijk.Verbaasd keek de jongen op. "Hij huilt toch niet? Het is trouwens mijn neefje, niet mijn broertje."
"Het stikt hier van de hitte", reageerde Saul, een beetje kregel nu. "Als hij niet huilt komt dat misschien omdat hij half verdoofd is. Maar weet je, bekijk het ook maar. Ik vind dat jullie hier raar met die kleintjes omspringen."Hij sprong op zijn hoverboard en vloog verder toen de jongen hem nariep: "Hé, jij moet die nieuwe yesterling zijn waar June het over had! Dat kan niet anders. Een bemoeizuchtige vreemdeling in rare kleren had ze het over, het signalement klopt helemaal."Even verderop vond Saul opnieuw symmetrisch gevormde insecten die hij verzamelde om thuis te kunnen onderzoeken en daarna vloog hij naar een soort platform dat in de verte was opgedoemd. Het deed hem denken aan een uitkijkpunt op een strand en toen hij even later uitkeek over de woestijnvlakte realiseerde hij zich dat het dat misschien ook wel was.
Toen hij daar beneden rondscharrelde had het gestrande scheepje een soort grap geleken, maar wat als hier vroeger werkelijk water was geweest. En de droge vlakte in lang vervlogen tijden een zee of oceaan. Hij besloot het te gaan vragen en ging naar een barretje dat hij bij aankomst gezien had, waar hij op een oude bekende stuitte."Dus ik ben een yesterling?", viel hij met de deur in huis.
Vragend keek ze hem aan terwijl ze om de bar heen wandelde en op een kruk ging zitten.
"Je komt toch uit een andere tijd?", vroeg ze. "Pak wat te drinken, je zult wel dorstig zijn met die hitte."
"Een bemoeizuchtige yesterling", vervolgde hij, terwijl hij zich na een beetje gekluns met succes een paars drankje inschonk en er voorzichtig van nipte. Het bleek zoet en zo sterk dat hij kort kuchte.
Even vloog er een plagerig lachje over haar gezicht, toen zei ze: "Je bent in de plaats gekomen van Arthur begreep ik. Heb je zelf eigenlijk kinderen?"
Hij schudde zijn hoofd en nam nog een slokje. "Ik zit middenin mijn studie zeg, ik heb wel een klein broertje, Phileas. We noemen hem Puck.""En hoe zou je moeder het vinden als een wildvreemde kerel Puck ineens zomaar optilt?"
"Mijn moeder liet Phileas nooit zomaar ergens onbeheerd op de grond rondkruipen toen hij een peuter was", zei Saul en schoof zijn glas van zich af. "Waar is je dochter eigenlijk?"
Ze zwaaide in de richting van de woestijn. "Oh, ergens daar met mijn man, mijn zwager en haar broertje."
"Heb je twee kinderen?", vroeg hij verbaasd. Ze leek hem niet veel ouder dan hij.
Ze knikte en stond op. "Een tweeling, Soolin en Olag."
"Ik denk dat ik je zoontje net gezien heb", zei hij terwijl hij opstond en achter haar aanliep. "Hij zat op zijn billen in het loeihete zand terwijl zijn oom een boek stond te lezen."
Met grote ogen keek ze hem aan. "Het is niet waar, wat een schánde!""Ik zei helemaal niet dat ik het een schande vond", mompelde Saul. "Maar een beetje gek vind ik het wel."
Een tijdje stonden ze tegenover elkaar terwijl Saul zich verbaasde over de vreemde zoete kriebel die haar nabijheid in zijn buikstreek veroorzaakte terwijl hij haar niet eens mocht. Het was een raar gevoel, hij kon het niet beredeneren en alleen dat al ergerde hem.
"Ik denk dat ik morgen maar weer eens naar huis ga", zei hij.
"Doe dat", was haar droge antwoord.Terug in het hotel botste hij bijna tegen Number One op toen hij de lift verliet.
"Logeer je ook hier?", vroeg Saul verbaasd, en bedacht toen dat hij er helemaal niet bij had stilgestaan waar zo'n nieuwe robot zou moeten wonen. "Kun je biljarten?", vervolgde hij.Number One bleek uitstekend te kunnen biljarten en aanvankelijk had Saul het nakijken.
Al snel echter haalde hij - zoals hij gewend was - het niveau in en won het potje. Het leek Number One niet echt te interesseren, wat ook logisch was. Ze was immers een robot?De volgende ochtend vroeg besloot Saul te doen wat hij had aangekondigd. Hij zei Emit beleefd gedag en wellicht tot ziens, nam de lift naar het platform en stapte in het portaal. Omdat hij een beetje haastig was ingestapt struikelde hij en kwam aldus enkele seconden later nogal hardhandig op de houten vloer van zijn zolder terecht. Toen hij opkeek ontdekte hij dat hij niet alleen was.De eerste dagen thuis moest Saul werkelijk een beetje bijkomen van zijn avontuur. Dat hij het het allemaal niet gedroomd had bewees de ongenode aanwezigheid van Number One. "Ben je me gevolgd?", had Saul geschokt uitgeroepen zodra de robot informeerde of hij zich had bezeerd, wat niet zo snugger was omdat Number One er overduidelijk al was op het moment dat Saul uit het portaal werd gespuugd. Hij had haar gebouwd en ze hoorde dus kennelijk bij hem nu.
Maar dat ze met hem mee naar huis was gegaan was op zijn zachtst gezegd onpraktisch. Want hoe moest hij haar aanwezigheid verklaren? Een intelligente robot die sprak en huishoudelijke klusjes deed, zoiets zou zeker vragen oproepen.Hij had haar dus maar uitgeschakeld en in een hoek achter het muurtje geduwd dat hij daags na zijn thuiskomst om de ladder naar boven gebouwd had. Het portaal moest koste wat kost geheim blijven. Arthur Zweifelsen was een kluizenaar geweest die nooit bezoek kreeg, maar bij Saul kwamen er geregeld mensen over de vloer. De deur op de overloop die naar zolder leidde ging dus op slot, evenals de deur naar de vliering.Saul startte met zijn baan als gamevormgever en voor de rest zat hij graag thuis en doodde zijn vrije tijd door zich het tuinieren een beetje eigen te maken. Nog steeds was hij nieuwsgierig wat er uit het vreemde zaadje zou groeien dat hij op de campus door celsplitsing had weten te creëren, maar dan wilde hij er eerst wel iets vanaf weten voordat hij wat fout deed en het verpieterde. Tot dusver had hij echter nog niets gevonden dat een licht kon werpen op het mysterie.Een half jaar ging voorbij en langzamerhand groeide het besef dat Number One zich niet zo gemakkelijk in een hoek liet stoppen als hij gehoopt had. Na een tijdje schakelde ze zichzelf weer in en zoemde over zolder, hield uitgebreide gesprekken met haar holobeestje of surfte op de kleine bolvormige computer die ze kennelijk uit Oasis Landing had meegepikt. En ze molde zijn apparatuur wanneer ze zich oplaadde, een bijzonder irritante gewoonte."Is dat toveren?", vroeg ze op een avond toen Saul wat stond te experimenteren met de hersengolfmachine.
"Stil, ik concentreer me", gromde die. "En ja, dit is toveren. Ik wilde hem onbreekbaar maken om hem tegen jouw slopende gedrag te beschermen maar dat lukt helaas niet. Ik kan alleen de instellingen veranderen."Toen hij naar beneden ging vergat Saul de deur naar de overloop op slot te doen en de volgende avond merkte hij dat direct omdat zijn bed keurig opgemaakt bleek. De poets-chip deed kennelijk zijn werk. Ineens raakte Saul opnieuw geïnteresseerd in zijn robot, wie weet wat Number One allemaal nog meer in haar mars had. Dus dook hij dit keer niet met zijn neus in zijn tuinierslectuur, maar in het boek over botbouw dat hij had meegenomen uit Oasis Landing."Zeg, kun jij eigenlijk iets met dit zaadje?", vroeg hij haar de volgende dag. Number One pakte het aan, onderwierp het aan een kort onderzoek en bukte toen om het in de oude pot te planten die Saul had klaargezet. Daarna voedde ze de aarde en kwam weer overeind.
"Nou ja", haalde Saul zijn schouders op, "op hoop van zegen, we gaan het zien. Hoe lang duurt het?"
"Een maand of negen", antwoordde Number One.De daaropvolgende maanden bemoeide Saul zich nergens mee. Number One nam de volledige verzorging van het plantje op zich en omdat het gestaag bleek te groeien vertrouwde hij haar. Het was een vreemde, meloenvormige vrucht die eruit tevoorschijn leek te komen. Het zachte gekir en gekwetter dat hij sinds enige tijd op zolder hoorde hield hij voor een vogelnestje onder het dak, geen moment vermoedde hij dat de geluidjes afkomstig waren uit de pot met aarde.Nu hij wat meer contact met zijn plumbot had en meer over robots las, begon hij haar ook beter te verzorgen. Af en toe stelde hij haar bij of hield korte gesprekjes met haar. Aandacht die ze duidelijk leek te waarderen, zodat hij op een bepaald moment in staat was een extra chip toe te voegen aan haar eigenschappen. Hij koos een kook-chip die hijzelf gecreëerd had en kreeg geen spijt. Zo perfect als van zijn moeder waren de maaltijden van zijn robothulp niet, maar ze had een ruim assortiment aan gerechten die ze kon bereiden en Saul maakte steeds minder gebruik van zijn toverkracht om zich te voeden.Groot was de teleurstelling toen na negen maanden het mysterieuze plantje bleek te zijn gestorven, maar gelukkig had Number One een vruchtje kunnen redden. Saul besloot het ditmaal buiten te poten, in de veronderstelling dat de buitenlucht misschien beter was en inderdaad groeide het nieuwe plantje voorspoedig.Op een vroege ochtend negen maanden later liep Saul naar buiten om de inmiddels bolvormige plant te verzorgen, toen hij zag dat die zo rijp was dat het tijd leek te oogsten. Stevig pakte hij de stengel vast en trok de plant uit de aarde, in de veronderstelling dat er vanavond heerlijke pompoensoep op het menu zou staan.
Een moment keek hij vermaakt naar de vreemde vorm van de vrucht, het leek wel een kinderhoofdje. Maar toen begon het schepseltje ineens te bewegen en vervolgens zo hard te krijsen dat hij het bijna van schrik uit zijn handen liet vallen.Even later stond hij beduusd binnen met een knalgroene baby in zijn armen die hij uit haar plantenschil gepeld had en zolang in een dekentje gewikkeld. Volkomen besluiteloos wat hij hier in hemelsnaam mee aan moest.
Saul was vader.
Het bleek pittige materie. Hij moest zich werkelijk concentreren om de stof tot zich te nemen, wat geen wonder was omdat het technologie betrof die duizenden jaren voor lag op wat men in zijn wereld wist.De volgende ochtend bezocht hij dus, op aanwijzing van Emit, een werkplaats waar plumbots werden vervaardigd en probeerde hetgeen hij gisterenavond geleerd had in praktijk te brengen. Dat was niet eenvoudig, maar tegen het eind van de middag had hij een aantal onderdelen weten te creëren en wilde hij wel eens kijken of hij zelf zo'n apparaat in elkaar kon zetten."Mag ik dat zomaar doen?", vroeg hij aan de balie, zich toch een beetje opgelaten voelend het woord te richten tot een stuk babbelend metaal.
"Ja hoor", was het vriendelijke antwoord. "Op eigen risico uiteraard. Ik weet niet of u al bruikbare chips heeft gemaakt, anders heb ik wel een paar handige in de aanbieding hier. De poets-chip is zeer geliefd, de oppas-chip, misschien de tuinier-chip?"
Saul grinnikte. "Geef alle drie maar, dat wordt nog eens een nuttige hulp in de huishouding."Hij rekende af en liep terug naar de machine waar hij met de instructies naast zich stap voor stap precies deed wat er stond. Hij kon helemaal zelf bepalen hoe de plumbot eruit kwam te zien en of het een mannetje of een vrouwtje zou worden. Vooral dat laatste vond hij nogal grappig en toen hij ook nog bleek te kunnen kiezen voor een exemplaar zonder benen besloot hij zonder aarzeling daarvoor te gaan, uit pure nieuwsgierigheid hoe dat zou werken. Binnen een uur was de robot klaar en tufte het ei uit."Welkom in deze wereld", zei Saul hartelijk, benieuwd of hij antwoord zou krijgen en toen dat prompt gebeurde bracht dat toch een schokje teweeg.
"Dank u maker, hoe noemt u mij?"
"Ik noem je....", Saul dacht even na. "Ik noem je Number One, er volgen er vast nog veel meer en dan ga ik iets meer met vrolijke kleurtjes doen."
De plumbot maakte een kort bliebgeluidje en begon hem te scannen. "Ik bespeur bijzondere talenten", zei ze toen.
Saul was onder de indruk. "Dat klopt", zei hij. "Ik ben een tovenaar met sluimerende vampierkrachten, wat apart dat een machine dat kan detecteren."Hij groette Number One ("Je bent vrij, maak iets moois van je leven!") en vloog door een treurige miezer terug naar het hotel waar hij een beetje rondhing, muziek maakte en wat kletste met andere gasten die hem het hemd van zijn lijf vroegen over de tijd waarin hij leefde, totdat het tijd was om naar bed te gaan.De volgende dag bleek het gelukkig weer droog en warm buiten en ditmaal besloot hij eens op onderzoek uit te gaan in de woestijn, die zich ten zuiden van de stad uitstrekte zo ver het oog reikte. Evenals gisteren reisde hij per hoverboard, omdat hij dat toch iets prettiger vond dan de jetpack. Hij had namelijk al een aantal maal mensen met een enorme klap uit de lucht op het plaveisel zien vallen en aangezien hij graag in een stuk wilde terugkeren naar Dragan Glaenn, leek het hem veiliger iets dichterbij de grond te blijven.In de woestijn was het - zoals te verwachten viel - nog heter en broeieriger dan in de stad en op het eerste oog groeide er niets. Toen hij echter bij een vreemde metalen constructie met een hermetisch gesloten deur arriveerde, zag hij dat er wel degelijk planten stonden. Hoewel hij ook in dit geval - net als eerder bij het insect dat hij had gevonden - twijfelde of het wel helemaal natuurlijk was wat hij zag.Toen hij verder vloog zag hij vanuit de verte een tafereel dat hem net zo verbaasde als het over de grond kruipende kind in de winkelpromenade. Een tiener stond met zijn neus begraven in een boek, terwijl een klein jongetje aan zijn voeten in het gloeiende zand zat. Saul vloog er op af maar besloot ditmaal een iets andere toon aan te slaan omdat hij niet opnieuw zin had in ruzie.
"Is het hier niet veel te heet voor je broertje?", vroeg hij dus vriendelijk.Verbaasd keek de jongen op. "Hij huilt toch niet? Het is trouwens mijn neefje, niet mijn broertje."
"Het stikt hier van de hitte", reageerde Saul, een beetje kregel nu. "Als hij niet huilt komt dat misschien omdat hij half verdoofd is. Maar weet je, bekijk het ook maar. Ik vind dat jullie hier raar met die kleintjes omspringen."Hij sprong op zijn hoverboard en vloog verder toen de jongen hem nariep: "Hé, jij moet die nieuwe yesterling zijn waar June het over had! Dat kan niet anders. Een bemoeizuchtige vreemdeling in rare kleren had ze het over, het signalement klopt helemaal."Even verderop vond Saul opnieuw symmetrisch gevormde insecten die hij verzamelde om thuis te kunnen onderzoeken en daarna vloog hij naar een soort platform dat in de verte was opgedoemd. Het deed hem denken aan een uitkijkpunt op een strand en toen hij even later uitkeek over de woestijnvlakte realiseerde hij zich dat het dat misschien ook wel was.
Toen hij daar beneden rondscharrelde had het gestrande scheepje een soort grap geleken, maar wat als hier vroeger werkelijk water was geweest. En de droge vlakte in lang vervlogen tijden een zee of oceaan. Hij besloot het te gaan vragen en ging naar een barretje dat hij bij aankomst gezien had, waar hij op een oude bekende stuitte."Dus ik ben een yesterling?", viel hij met de deur in huis.
Vragend keek ze hem aan terwijl ze om de bar heen wandelde en op een kruk ging zitten.
"Je komt toch uit een andere tijd?", vroeg ze. "Pak wat te drinken, je zult wel dorstig zijn met die hitte."
"Een bemoeizuchtige yesterling", vervolgde hij, terwijl hij zich na een beetje gekluns met succes een paars drankje inschonk en er voorzichtig van nipte. Het bleek zoet en zo sterk dat hij kort kuchte.
Even vloog er een plagerig lachje over haar gezicht, toen zei ze: "Je bent in de plaats gekomen van Arthur begreep ik. Heb je zelf eigenlijk kinderen?"
Hij schudde zijn hoofd en nam nog een slokje. "Ik zit middenin mijn studie zeg, ik heb wel een klein broertje, Phileas. We noemen hem Puck.""En hoe zou je moeder het vinden als een wildvreemde kerel Puck ineens zomaar optilt?"
"Mijn moeder liet Phileas nooit zomaar ergens onbeheerd op de grond rondkruipen toen hij een peuter was", zei Saul en schoof zijn glas van zich af. "Waar is je dochter eigenlijk?"
Ze zwaaide in de richting van de woestijn. "Oh, ergens daar met mijn man, mijn zwager en haar broertje."
"Heb je twee kinderen?", vroeg hij verbaasd. Ze leek hem niet veel ouder dan hij.
Ze knikte en stond op. "Een tweeling, Soolin en Olag."
"Ik denk dat ik je zoontje net gezien heb", zei hij terwijl hij opstond en achter haar aanliep. "Hij zat op zijn billen in het loeihete zand terwijl zijn oom een boek stond te lezen."
Met grote ogen keek ze hem aan. "Het is niet waar, wat een schánde!""Ik zei helemaal niet dat ik het een schande vond", mompelde Saul. "Maar een beetje gek vind ik het wel."
Een tijdje stonden ze tegenover elkaar terwijl Saul zich verbaasde over de vreemde zoete kriebel die haar nabijheid in zijn buikstreek veroorzaakte terwijl hij haar niet eens mocht. Het was een raar gevoel, hij kon het niet beredeneren en alleen dat al ergerde hem.
"Ik denk dat ik morgen maar weer eens naar huis ga", zei hij.
"Doe dat", was haar droge antwoord.Terug in het hotel botste hij bijna tegen Number One op toen hij de lift verliet.
"Logeer je ook hier?", vroeg Saul verbaasd, en bedacht toen dat hij er helemaal niet bij had stilgestaan waar zo'n nieuwe robot zou moeten wonen. "Kun je biljarten?", vervolgde hij.Number One bleek uitstekend te kunnen biljarten en aanvankelijk had Saul het nakijken.
Al snel echter haalde hij - zoals hij gewend was - het niveau in en won het potje. Het leek Number One niet echt te interesseren, wat ook logisch was. Ze was immers een robot?De volgende ochtend vroeg besloot Saul te doen wat hij had aangekondigd. Hij zei Emit beleefd gedag en wellicht tot ziens, nam de lift naar het platform en stapte in het portaal. Omdat hij een beetje haastig was ingestapt struikelde hij en kwam aldus enkele seconden later nogal hardhandig op de houten vloer van zijn zolder terecht. Toen hij opkeek ontdekte hij dat hij niet alleen was.De eerste dagen thuis moest Saul werkelijk een beetje bijkomen van zijn avontuur. Dat hij het het allemaal niet gedroomd had bewees de ongenode aanwezigheid van Number One. "Ben je me gevolgd?", had Saul geschokt uitgeroepen zodra de robot informeerde of hij zich had bezeerd, wat niet zo snugger was omdat Number One er overduidelijk al was op het moment dat Saul uit het portaal werd gespuugd. Hij had haar gebouwd en ze hoorde dus kennelijk bij hem nu.
Maar dat ze met hem mee naar huis was gegaan was op zijn zachtst gezegd onpraktisch. Want hoe moest hij haar aanwezigheid verklaren? Een intelligente robot die sprak en huishoudelijke klusjes deed, zoiets zou zeker vragen oproepen.Hij had haar dus maar uitgeschakeld en in een hoek achter het muurtje geduwd dat hij daags na zijn thuiskomst om de ladder naar boven gebouwd had. Het portaal moest koste wat kost geheim blijven. Arthur Zweifelsen was een kluizenaar geweest die nooit bezoek kreeg, maar bij Saul kwamen er geregeld mensen over de vloer. De deur op de overloop die naar zolder leidde ging dus op slot, evenals de deur naar de vliering.Saul startte met zijn baan als gamevormgever en voor de rest zat hij graag thuis en doodde zijn vrije tijd door zich het tuinieren een beetje eigen te maken. Nog steeds was hij nieuwsgierig wat er uit het vreemde zaadje zou groeien dat hij op de campus door celsplitsing had weten te creëren, maar dan wilde hij er eerst wel iets vanaf weten voordat hij wat fout deed en het verpieterde. Tot dusver had hij echter nog niets gevonden dat een licht kon werpen op het mysterie.Een half jaar ging voorbij en langzamerhand groeide het besef dat Number One zich niet zo gemakkelijk in een hoek liet stoppen als hij gehoopt had. Na een tijdje schakelde ze zichzelf weer in en zoemde over zolder, hield uitgebreide gesprekken met haar holobeestje of surfte op de kleine bolvormige computer die ze kennelijk uit Oasis Landing had meegepikt. En ze molde zijn apparatuur wanneer ze zich oplaadde, een bijzonder irritante gewoonte."Is dat toveren?", vroeg ze op een avond toen Saul wat stond te experimenteren met de hersengolfmachine.
"Stil, ik concentreer me", gromde die. "En ja, dit is toveren. Ik wilde hem onbreekbaar maken om hem tegen jouw slopende gedrag te beschermen maar dat lukt helaas niet. Ik kan alleen de instellingen veranderen."Toen hij naar beneden ging vergat Saul de deur naar de overloop op slot te doen en de volgende avond merkte hij dat direct omdat zijn bed keurig opgemaakt bleek. De poets-chip deed kennelijk zijn werk. Ineens raakte Saul opnieuw geïnteresseerd in zijn robot, wie weet wat Number One allemaal nog meer in haar mars had. Dus dook hij dit keer niet met zijn neus in zijn tuinierslectuur, maar in het boek over botbouw dat hij had meegenomen uit Oasis Landing."Zeg, kun jij eigenlijk iets met dit zaadje?", vroeg hij haar de volgende dag. Number One pakte het aan, onderwierp het aan een kort onderzoek en bukte toen om het in de oude pot te planten die Saul had klaargezet. Daarna voedde ze de aarde en kwam weer overeind.
"Nou ja", haalde Saul zijn schouders op, "op hoop van zegen, we gaan het zien. Hoe lang duurt het?"
"Een maand of negen", antwoordde Number One.De daaropvolgende maanden bemoeide Saul zich nergens mee. Number One nam de volledige verzorging van het plantje op zich en omdat het gestaag bleek te groeien vertrouwde hij haar. Het was een vreemde, meloenvormige vrucht die eruit tevoorschijn leek te komen. Het zachte gekir en gekwetter dat hij sinds enige tijd op zolder hoorde hield hij voor een vogelnestje onder het dak, geen moment vermoedde hij dat de geluidjes afkomstig waren uit de pot met aarde.Nu hij wat meer contact met zijn plumbot had en meer over robots las, begon hij haar ook beter te verzorgen. Af en toe stelde hij haar bij of hield korte gesprekjes met haar. Aandacht die ze duidelijk leek te waarderen, zodat hij op een bepaald moment in staat was een extra chip toe te voegen aan haar eigenschappen. Hij koos een kook-chip die hijzelf gecreëerd had en kreeg geen spijt. Zo perfect als van zijn moeder waren de maaltijden van zijn robothulp niet, maar ze had een ruim assortiment aan gerechten die ze kon bereiden en Saul maakte steeds minder gebruik van zijn toverkracht om zich te voeden.Groot was de teleurstelling toen na negen maanden het mysterieuze plantje bleek te zijn gestorven, maar gelukkig had Number One een vruchtje kunnen redden. Saul besloot het ditmaal buiten te poten, in de veronderstelling dat de buitenlucht misschien beter was en inderdaad groeide het nieuwe plantje voorspoedig.Op een vroege ochtend negen maanden later liep Saul naar buiten om de inmiddels bolvormige plant te verzorgen, toen hij zag dat die zo rijp was dat het tijd leek te oogsten. Stevig pakte hij de stengel vast en trok de plant uit de aarde, in de veronderstelling dat er vanavond heerlijke pompoensoep op het menu zou staan.
Een moment keek hij vermaakt naar de vreemde vorm van de vrucht, het leek wel een kinderhoofdje. Maar toen begon het schepseltje ineens te bewegen en vervolgens zo hard te krijsen dat hij het bijna van schrik uit zijn handen liet vallen.Even later stond hij beduusd binnen met een knalgroene baby in zijn armen die hij uit haar plantenschil gepeld had en zolang in een dekentje gewikkeld. Volkomen besluiteloos wat hij hier in hemelsnaam mee aan moest.
Saul was vader.