Generatie 16 - deel 12, De tovenaar (een sprookje)
Lang geleden - nou ja, ook weer niet zo héél lang - leefde er eens een tovenaar.
Hij was niet altijd een tovenaar geweest, maar geboren als een gewoon man.
Op een dag echter creëerde hij een bijzonder elixer, dronk het op en vanaf dat moment was hij een heks.Omdat hij de ambitie had een groot tovenaar te worden, de allergrootste die er rondliep, kocht hij de duurste toverstok die hij kon vinden en begon dag en nacht te oefenen. Al snel had hij een aantal spreuken onder de knie, die hij graag uitteste op onschuldige voorbijgangers. Met name de gemene, omdat die zoveel lolliger waren.De tovenaar had een grote passie: alchemie.
Eén van de kamers in zijn huis was speciaal ingericht om ongestoord elixers te kunnen brouwen en daar bracht hij uren door met lezen, mengen, roeren en uitproberen. Er bestond geen groter geluk in zijn bestaan, dan het moment dat hij erin slaagde weer een nieuwe drank te maken. Die zette hij dan op een plankje naast de elixers die hij al bezat en iedere dag stofte hij de flesjes af met een vederzachte plumeau, tot ze glommen als een spiegeltje.Heel soms testte hij er een uit op een argeloze bezoeker. Met name de gemene, omdat die zoveel lolliger waren.
De tovenaar had weinig vrienden.Gelukkig bezat de stad waar hij woonde een uitstekende kringloopwinkel voor elixers waar hij aan ingrediënten kon komen voor zijn drankjes, en verder had de tovenaar een kleine moestuin. Bovendien begon hij voor de lol zelf honing te kweken in een bijenkast. Dat verliep niet meteen probleemloos want bijen houden niet van gewroet in hun nest en kunnen gemeen steken. Maar na een paar maanden ploeteren zorgden ze voor raten waar de honing rijk en goudgeel vanaf droop.Kortom, de tovenaar was een gelukkig man.De tovenaar had één zwakke plek: de fee Aster. Er bestond in zijn ogen geen mooier en lieftalliger schepsel op de hele wereld en wanneer hij maar kon, maakte de tovenaar haar het hof.
De fee was ondanks haar bevallige verschijning bepaald niet van suikergoed en een van haar bekoorlijkste eigenschappen vond de tovenaar haar plagerige karakter. Hij genoot ervan om haar uit te dagen en zijn toverspreuken - ook de boosaardiger - op haar uit te proberen. Daar kon de fee best tegen. Ze betaalde hem gewoon met gelijke munt terug.Minder gediend was ze van zijn vermogen om haar op ieder gewenst moment naar zijn woning te transporteren. Dan stampte ze met haar kleine voetje op de houten vloer en vloekte als een bootwerker."Ik was #@$%& net op een feestje, Aristide, breng me terug!"Meestal lukte het de tovenaar haar woede te temperen met een bosje bloemen, waarna ze vrolijk papier-steen-schaar speelden of een spelletje domino, maar helaas ging ze nooit echt op zijn avances in.De tovenaar was een verliefd man en liefde maakt blind. Hij was ervan overtuigd dat ze op een dag ook voor zijn charmes zou vallen - of dat misschien al stiekem deed - en haar afwerende reacties konden hem er niet van weerhouden zijn gevoelens voor haar te blijven bezingen. Of zich over te geven aan verliefde dromerijen en waaghalzerij.Op een avond bladerde hij in zijn toverboek en ontdekte in een klein kader een hoofdstukje over een eeuwenoud Oosters elixer. Het stond ergens onderaan een bladzijde verstopt en hij was er zelfs van overtuigd dat het er, de vorige keer dat hij het boek doorbladerde, niet gestaan had. Het ging over duistere praktijken die tegenwoordig absoluut niet meer waren toegestaan, maar dat was helaas nu juist wat de tovenaar er zo in aantrok.Vanaf dat moment begon hij zich erop toe te leggen dit geheimzinnige elixer te creëren.
Dat bleek echter makkelijker gezegd dan gedaan.Daarom riep hij de hulp in van zijn vriendin de fee en vroeg haar om wat feeënstof.
"Ik weet zeker dat het me met wat van jouw toverkracht wel zal lukken dit magische elixer te maken", soebatte hij, terwijl hij nederig voor haar door de knieën ging.Zijn gebedel ergerde de fee, maar uiteindelijk kreeg hij zijn feeënstof met de opmerking dat het om een eenmalige gunst ging.
Helaas bracht het hem niet waar hij op gehoopt had.Toen de feeënstof bijna op was ontbood de tovenaar de fee opnieuw, en dat bleek de laatste druppel.
Spot nooit met het geduld van een fee."Ik zal je wat van mijn toverkracht geven, verwend vissersvrouwtje", ruiste ze raadselachtig, terwijl haar wrevel ijskristallen vormde in de lucht. "Heel veel plezier ermee." Hierna verliet ze zijn woning om er nooit meer terug te keren.Later op de avond ontdekte de tovenaar in de spiegel wat ze hem had aangedaan.De tovenaar ontstak in woede, maar hij was volkomen machteloos. Haar terug zijn kamer in transporteren en eisen dat ze hem genas lukte niet meer. Kennelijk had ze een manier gevonden om zich tegen zijn spreuk te pantseren, want hij ketste en liet hem met sterretjes achter.Hierop schoot hij van frustratie en liefdesverdriet woedende vuurballen door de kamer, maar daar had hij alleen zichzelf mee.Er zat niets anders op dan te berusten. Tien jaar lang sloot hij zich van schaamte op in zijn huis, zodat niemand een glimp van zijn misvormde gelaat te zien kreeg. En ook toen zijn gezicht weer zijn normale proporties had teruggekregen, bleef de tovenaar verbitterd en eenzaam binnen en veranderde in een kluizenaar.Hij had nu slechts nog één doel in zijn leven: het vervaardigen van het duistere elixer.
Jaren verstreken zonder dat zijn pogingen succes hadden en bijna gaf hij de moed op.En toen, op een kwade nacht, toen de maan vol en rond aan de hemel stond, de weerwolven op jacht gingen en de zombies uit de grond kropen, slaagde de tovenaar in zijn missie. In zijn zak vond hij nog een laatste restje feeënstof, en dat gecombineerd met de kracht van de volle maan leverde een drank, sterker en gemener dan welke andere drank in zijn voorraad ook. Een elixer net zo diepblauw als de lampgeesten waar het voor bestemd was.Aristide Sarasin borg zijn drank veilig op en verliet toen de stad, op zoek naar een eerste slachtoffer om zijn kwaadaardige elixer op te kunnen testen. De hele wereld reisde hij over en in de loop der jaren liet hij een spoor achter van verdwenen djinns, zonder ooit eenmaal de verdenking op zich te laden. Hij genoot van de jacht, hij genoot ervan hun vertrouwen te winnen, hij genoot van het afgrijzen in hun ogen als ze beseften wat er gebeurde en hij genoot van hun laatste hoge kreten om genade.De dag dat hij Milan vond, had die net het verslag ingestuurd van zijn allereerste rechtszaak en was tevreden op weg naar zijn auto. Vanavond zou hij thuis zijn en Dorian na een volle week eindelijk weer in zijn armen sluiten. Teder glimlachte hij bij de herinnering aan hun gezamenlijke vakantie. Ineens hield hij de pas in, toen hij aan de overkant een juwelier zag. Met een ondeugende twinkeling in zijn ogen liep hij in de richting van de winkel om een ring te kopen.Als een slang schoot Aristide Sarasin tevoorschijn en gaf de djinn de volle laag.
Milan Khan had geen schijn van kans.Sarasin lachte. Deze was speciaal voelde hij, met deze zou hij wat langer gaan spelen.
Hij was niet altijd een tovenaar geweest, maar geboren als een gewoon man.
Op een dag echter creëerde hij een bijzonder elixer, dronk het op en vanaf dat moment was hij een heks.Omdat hij de ambitie had een groot tovenaar te worden, de allergrootste die er rondliep, kocht hij de duurste toverstok die hij kon vinden en begon dag en nacht te oefenen. Al snel had hij een aantal spreuken onder de knie, die hij graag uitteste op onschuldige voorbijgangers. Met name de gemene, omdat die zoveel lolliger waren.De tovenaar had een grote passie: alchemie.
Eén van de kamers in zijn huis was speciaal ingericht om ongestoord elixers te kunnen brouwen en daar bracht hij uren door met lezen, mengen, roeren en uitproberen. Er bestond geen groter geluk in zijn bestaan, dan het moment dat hij erin slaagde weer een nieuwe drank te maken. Die zette hij dan op een plankje naast de elixers die hij al bezat en iedere dag stofte hij de flesjes af met een vederzachte plumeau, tot ze glommen als een spiegeltje.Heel soms testte hij er een uit op een argeloze bezoeker. Met name de gemene, omdat die zoveel lolliger waren.
De tovenaar had weinig vrienden.Gelukkig bezat de stad waar hij woonde een uitstekende kringloopwinkel voor elixers waar hij aan ingrediënten kon komen voor zijn drankjes, en verder had de tovenaar een kleine moestuin. Bovendien begon hij voor de lol zelf honing te kweken in een bijenkast. Dat verliep niet meteen probleemloos want bijen houden niet van gewroet in hun nest en kunnen gemeen steken. Maar na een paar maanden ploeteren zorgden ze voor raten waar de honing rijk en goudgeel vanaf droop.Kortom, de tovenaar was een gelukkig man.De tovenaar had één zwakke plek: de fee Aster. Er bestond in zijn ogen geen mooier en lieftalliger schepsel op de hele wereld en wanneer hij maar kon, maakte de tovenaar haar het hof.
De fee was ondanks haar bevallige verschijning bepaald niet van suikergoed en een van haar bekoorlijkste eigenschappen vond de tovenaar haar plagerige karakter. Hij genoot ervan om haar uit te dagen en zijn toverspreuken - ook de boosaardiger - op haar uit te proberen. Daar kon de fee best tegen. Ze betaalde hem gewoon met gelijke munt terug.Minder gediend was ze van zijn vermogen om haar op ieder gewenst moment naar zijn woning te transporteren. Dan stampte ze met haar kleine voetje op de houten vloer en vloekte als een bootwerker."Ik was #@$%& net op een feestje, Aristide, breng me terug!"Meestal lukte het de tovenaar haar woede te temperen met een bosje bloemen, waarna ze vrolijk papier-steen-schaar speelden of een spelletje domino, maar helaas ging ze nooit echt op zijn avances in.De tovenaar was een verliefd man en liefde maakt blind. Hij was ervan overtuigd dat ze op een dag ook voor zijn charmes zou vallen - of dat misschien al stiekem deed - en haar afwerende reacties konden hem er niet van weerhouden zijn gevoelens voor haar te blijven bezingen. Of zich over te geven aan verliefde dromerijen en waaghalzerij.Op een avond bladerde hij in zijn toverboek en ontdekte in een klein kader een hoofdstukje over een eeuwenoud Oosters elixer. Het stond ergens onderaan een bladzijde verstopt en hij was er zelfs van overtuigd dat het er, de vorige keer dat hij het boek doorbladerde, niet gestaan had. Het ging over duistere praktijken die tegenwoordig absoluut niet meer waren toegestaan, maar dat was helaas nu juist wat de tovenaar er zo in aantrok.Vanaf dat moment begon hij zich erop toe te leggen dit geheimzinnige elixer te creëren.
Dat bleek echter makkelijker gezegd dan gedaan.Daarom riep hij de hulp in van zijn vriendin de fee en vroeg haar om wat feeënstof.
"Ik weet zeker dat het me met wat van jouw toverkracht wel zal lukken dit magische elixer te maken", soebatte hij, terwijl hij nederig voor haar door de knieën ging.Zijn gebedel ergerde de fee, maar uiteindelijk kreeg hij zijn feeënstof met de opmerking dat het om een eenmalige gunst ging.
Helaas bracht het hem niet waar hij op gehoopt had.Toen de feeënstof bijna op was ontbood de tovenaar de fee opnieuw, en dat bleek de laatste druppel.
Spot nooit met het geduld van een fee."Ik zal je wat van mijn toverkracht geven, verwend vissersvrouwtje", ruiste ze raadselachtig, terwijl haar wrevel ijskristallen vormde in de lucht. "Heel veel plezier ermee." Hierna verliet ze zijn woning om er nooit meer terug te keren.Later op de avond ontdekte de tovenaar in de spiegel wat ze hem had aangedaan.De tovenaar ontstak in woede, maar hij was volkomen machteloos. Haar terug zijn kamer in transporteren en eisen dat ze hem genas lukte niet meer. Kennelijk had ze een manier gevonden om zich tegen zijn spreuk te pantseren, want hij ketste en liet hem met sterretjes achter.Hierop schoot hij van frustratie en liefdesverdriet woedende vuurballen door de kamer, maar daar had hij alleen zichzelf mee.Er zat niets anders op dan te berusten. Tien jaar lang sloot hij zich van schaamte op in zijn huis, zodat niemand een glimp van zijn misvormde gelaat te zien kreeg. En ook toen zijn gezicht weer zijn normale proporties had teruggekregen, bleef de tovenaar verbitterd en eenzaam binnen en veranderde in een kluizenaar.Hij had nu slechts nog één doel in zijn leven: het vervaardigen van het duistere elixer.
Jaren verstreken zonder dat zijn pogingen succes hadden en bijna gaf hij de moed op.En toen, op een kwade nacht, toen de maan vol en rond aan de hemel stond, de weerwolven op jacht gingen en de zombies uit de grond kropen, slaagde de tovenaar in zijn missie. In zijn zak vond hij nog een laatste restje feeënstof, en dat gecombineerd met de kracht van de volle maan leverde een drank, sterker en gemener dan welke andere drank in zijn voorraad ook. Een elixer net zo diepblauw als de lampgeesten waar het voor bestemd was.Aristide Sarasin borg zijn drank veilig op en verliet toen de stad, op zoek naar een eerste slachtoffer om zijn kwaadaardige elixer op te kunnen testen. De hele wereld reisde hij over en in de loop der jaren liet hij een spoor achter van verdwenen djinns, zonder ooit eenmaal de verdenking op zich te laden. Hij genoot van de jacht, hij genoot ervan hun vertrouwen te winnen, hij genoot van het afgrijzen in hun ogen als ze beseften wat er gebeurde en hij genoot van hun laatste hoge kreten om genade.De dag dat hij Milan vond, had die net het verslag ingestuurd van zijn allereerste rechtszaak en was tevreden op weg naar zijn auto. Vanavond zou hij thuis zijn en Dorian na een volle week eindelijk weer in zijn armen sluiten. Teder glimlachte hij bij de herinnering aan hun gezamenlijke vakantie. Ineens hield hij de pas in, toen hij aan de overkant een juwelier zag. Met een ondeugende twinkeling in zijn ogen liep hij in de richting van de winkel om een ring te kopen.Als een slang schoot Aristide Sarasin tevoorschijn en gaf de djinn de volle laag.
Milan Khan had geen schijn van kans.Sarasin lachte. Deze was speciaal voelde hij, met deze zou hij wat langer gaan spelen.