Generatie 17 - deel 13, Éowyn
Demyans nieuwe vervoermiddel is een absolute zegen. Niet langer hoeft hij eindeloos door de hitte te sjokken om ergens te komen, het simpel inprinten van zijn reisdoel zorgt dat hij in minder dan vijf seconden op de plek van bestemming is. Het wordt een leuk spelletje naar alle uithoeken van Sininen Kuu te reizen, maar al snel ontdekt hij dat de mogelijkheden beperkt zijn. Zo is er geen enkele manier om de woestijn in de gaan en ook de laagvlakte met honingraatvormige meren blijkt ontoegankelijk per ruimteschip."Daar is niks mysterieus aan, meneertje nieuwsgierig", vertelt Xot'r hem. "In de woestijn wacht enkel de dood je op, en de dampen boven de meren zijn smerig. Daar wil je echt niet heen, geloof me."
"Natuurlijk geloof ik je", zegt Demyan droog.
"Natuurlijk geloof je mij niet, je gelooft niemand. Wandel er dan een keer heen, maar waarschuw me even als je gaat. Lijkt me leuk om je door een verrekijker te volgen terwijl je je maag om de andere stap leegt." Ze hebben afgesproken in het zwembad, waar Demyan hem heeft begroet met een aarzelend "Xot'r...?" "Waarom lijken jullie toch allemaal zo op elkaar?", vraagt hij er een beetje verbaasd achteraan, als Xot'r grijnzend heeft geknikt. "Of beledig ik je nu?""Ons uiterlijk is eeuwen geleden gelijkgesteld om discriminatie tegen te gaan. Huidskleur gelijk, gezichtsstructuur gelijk, alles is uniform volgens eenzelfde - woest aantrekkelijke - mal."
"Kom kom, dan leken jullie wel iets meer op mij. En karakter?"
"Nee, dat niet. Karakterologisch is iedereen zijn sympathieke of onsympathieke zelfje. Kom je vanavond trouwens nog naar mijn zomaar-tussendoor-feestje? Kun je meteen Kon'ja ontmoeten." Kon'ja, weet Demyan inmiddels, is Xot'rs prille vriendin.
"Natuurlijk kom ik", zegt hij, terwijl hij op een luchtbed klimt en zich lekker laat ronddobberen. "We zijn toch een soort vrienden geworden?"
Als hij stiekem half zijn ogen opent, ziet hij vanachter zijn zonnebril dat Xot'rs gezicht zich in een haast kinderlijk blije glimlach heeft geplooid.Die avond treft hij zijn vriend in de keuken aan, druk bezig een salade te bereiden.
"Je ziet er uit als een schattig huisvrouwtje", lacht Demyan. "Weet je dat ik verwacht zou hebben dat jullie leefden op een dieet van pillen of zo? Of ijzererts aten?"
Xot'r schiet in de lach. "Wij eten wel een tikje anders dan andere vihria moet ik bekennen", zegt hij dan. "Waarschijnlijk omdat we toch worden beïnvloed door de mensen met wie we samenleven."
Demyan zucht. "Vihria, wat zijn nou weer vihria?"
"Nou, wij dus. Zoals jullie mensen zijn."
"Ik dacht dat jullie Curi heetten. Wat is dit voor ingewikkeld gedoe?""Curi is een functie. Wij zijn vihria die op deze planeet zijn aangesteld als Curi. Gevangenisbewaarders eigenlijk. Een mens kan toch ook tegelijkertijd mens zijn en brandweerman? Kon'ja!" Xot'r gooit zijn pollepel op het aanrecht en vliegt met een blij huppeltje op een jonge vrouw af die net de kamer is komen binnenwandelen. Hij pakt haar vast en begint haar hartstochtelijk te kussen. Demyan kijkt toe en zonder waarschuwing wordt hij ineens overspoeld door een verstikkend gevoel van woede, verdriet, verlies, radeloosheid, alles tegelijk. Alsof hij nu pas beseft wat hij kwijt is en waarschijnlijk nooit meer zal terugvinden. Zonder ooit te weten wat er precies met Éowyn gebeurd is. Hoe ze misschien op dit moment lijdt, mishandeld wordt. Of misschien wel dood is al. Zonder afscheid te nemen loopt hij naar buiten en vliegt naar huis.De volgende dag vliegt hij urenlang als een razende kris-kros door Sininen Kuu, als hij op een bepaald moment merkt dat hij gevolgd wordt. Even probeert hij het donkere ruimteschip van zich af te schudden, maar dat blijkt onbegonnen werk. Uiteindelijk landt hij ergens aan de rand van de laagvlakte en wacht af. Zijn achtervolger blijkt Xot'r, die met een verdrietig gezicht uitstapt en naar hem toe wandelt."Volg je mij?", vraagt Demyan boos. "En hoe doe je dat?"
"Dat is niet zo moeilijk", antwoordt zijn vriend. "Met mijn schip kun je ook de nummers van andere voertuigen inprinten, dan is er geen ontsnappen mogelijk."
"Eng."
"Sorry, maar ik moest je spreken. Het spijt me van gisterenavond, ik was egoïstisch. Ik heb er geen seconde bij stilgestaan hoe dat moest zijn voor je."
Die woorden ontwapenen Demyan een beetje. Zelf vond hij het nogal ingewikkeld hoe hij zijn geëmotioneerde reactie zou moeten uitleggen, maar dat hoeft dus gelukkig niet."Ik hoorde dat je een zoontje hebt", gaat Xot'r zacht verder. "Een klein tovenaartje?"
"Misschien", antwoordt Demyan, "hij kan ook een...." Nog net op tijd klapt hij zijn mond dicht.
"... een djinn zijn", maakt Xot'r zijn zin af. "Zijn moeder is een djinn, hè? Je zoontje heeft kastanjebruin haar, net als zijn moeder. De vrouw die je zocht toen je een paar weken geleden bij ons kwam."
Demyan staart hem aan, zijn kaken stijf op elkaar geklemd.
"Ik heb geen idee wat er precies aan de hand is. Hadden jullie ruzie? Heeft ze je daarom verbannen? Maar met wie dan?"
Demyan zwijgt.Xot'r zucht.
"Ik wil je helpen, geloof me nou. Weet je wat ik niet snap? Toen je bij ons kwam, vertelde je ons dat je hier al langer was. Dat was een leugen, want je was net aangekomen bleek later." Even laat hij een pauze vallen, maar als Demyan nog steeds niet reageert vervolgt hij: "Alleen, wat nou zo vreemd is, dan kon ze er dus nog helemaal niet zijn."
Demyan knippert kort met zijn ogen. "Wat...?"
"Hoe lang denk jij dat een ruimteschip er over doet om van de aarde helemaal hier te komen? Dat is niet te vergelijken met de snelheid waarmee twee djinns zoiets flikken. De reis, de tussenstop, dat duurt weken."
"Bedoel je nou....", Demyan hapt naar adem. "Bedoel je dat het mogelijk is dat ze nog moet komen?"Weer zucht Xot'r. "Ik mag het je niet vertellen maar ik doe het toch. Er is vannacht een nieuwe djinn aangekomen. Een vrouw. Ze is er vreselijk aan toe en haar achtergrond is... nogal vreemd. Ze kan het haast niet zijn want ze is hier in verband met een misdaad jaren geleden gepleegd. Toen ze nog een kind was."
Demyans keel voelt plotseling rauw, er komt nauwelijks geluid uit. "Breng me bij haar...", zegt hij schor. En als Xot’r zich niet beweegt: "Wil je dat doen? Nu?"Even later lopen ze over de binnenplaats van het Octogoon in de richting van de klapdeuren, terwijl Demyan afwisselend bestormd wordt door hoop en angst."Hoezo is ze er vreselijk aan toe? Wat bedoel je daarmee?"
"Ze is sinds een paar dagen in hongerstaking en men heeft het idee dat ze amper slaapt. Ze huilt ongeveer continu."
Demyan stampt met grote passen naar binnen. "Waarheen!?"Is het mogelijk in één oogopslag een hoopje ellende te herkennen dat met haar rug naar je toe gekeerd ligt? Demyan weet meteen voor de volle 100% zeker dat het Éowyn is die daar ligt. Hij kijkt door het raampje en daarna naar Xot'r, met tranen in zijn ogen. "Mag ik alsjeblieft bij haar? Alsjeblieft?""Als je haar kwaad doet moet ik je neerschieten, dat besef je hoop ik," waarschuwt Xot'r en opent de deur. Demyan loopt meteen naar het bed. "Éowyn", zegt hij zacht.
Het meisje op het bed ziet er uitgeput uit, met rode ogen en sterk vermagerd. Een moment kijkt ze hem ongelovig aan. Dan springt ze onverwacht snel op, stort zich in zijn armen en klampt zich aan hem vast.
"Dat kan niet, dat kan helemaal niet dat jij het bent", fluistert ze. "Maar dat geeft niet, dat geeft niet. De droom is fijn."
"Ik ben het echt, je droomt niet", fluistert hij terug.
Verward maakt ze zich los en wankelt even.Zonder iets te zeggen vuurt Demyan een hongerspreuk op haar af. Daarna draait hij zich naar zijn vriend. "Mag ik vannacht bij haar blijven? Alsjeblieft? Ik wil haar niet alleen laten, dat kan ik niet, dat kan ik echt niet."Xot'r wendt zijn hoofd af, beschaamd lijkt het haast.
"Ze heeft je helemaal niet verbannen volgens mij", bromt hij zacht. "Je bent hier op een heel andere manier gekomen, voor haar. Maar hoe in vredesnaam. Hoe..."Zonder een antwoord af te wachten of Demyan aan te kijken mompelt hij dat het goed is. En dat hij wel iets zal regelen. Dat hij morgenvroeg terugkomt, voordat iemand iets kan ontdekken en dat ze daarna wel verder zullen zien. Dan vertrekt hij.Demyan pakt Éowyns handen en leidt haar zachtjes terug naar het bed.
"Ga maar weer liggen, ik blijf bij je", zegt hij. "En ik ga je hier uit krijgen, wat er ook gebeurt."
"Waar zijn we Demyan, hoe kan het dat jij hier bent? Ik snap het niet. Hij is hier, weet je dat? Ik heb hem gezien. Sarasin.""Je vader en Linden hebben me verbannen, ik wist zeker dat hij niet dood was en dat jij was waar hij was." Zachtjes duwt hij haar op het bed. "Schuif dat dikke lijf eens opzij, dan kom ik bij je liggen."
Ze glimlacht flauw. "Je maakt grapjes, je maakt altijd grapjes", zegt ze, terwijl ze zich in zijn armen krult. Dan valt ze vrijwel onmiddellijk, voor het eerst sinds weken, in een rustige slaap. De volgende ochtend komt Xot'r terug om hem op te halen.
"Sterk zijn nu en gewoon gaan eten, je bent niet meer alleen", zegt Demyan, terwijl hij Éowyns kale hoofd liefdevol tussen zijn handen houdt. "Xot'r is een vriend, hij gaat me helpen dit recht te zetten."
Éowyn knikt dapper, hardnekkig ieder oogcontact met de alien vermijdend. "Tot later dan", zegt ze ferm en glimlacht. Maar zodra de beide mannen zijn vertrokken krimpt ze in elkaar en huilt."Dat was grootspraak van me", zegt Demyan even later in zijn keuken. "Ik weet helemaal niet of je ons wilt helpen."
"Maak je geen zorgen", antwoordt Xot'r en knijpt even zijn ogen samen, "want er is iets smerigs aan de hand. Die kerel heeft gewoon veel teveel macht, dat roepen wij al heel lang tegen elkaar." Onmiddellijk is Demyan alert. "Over wie heb je het?"
"Degene die ervoor gezorgd heeft dat ze hier is. Volgens mijn opa is zijn aangifte indertijd nietig verklaard, wegens grove uitlokking. Niet eens gewoon uitlokking, maar de meest ernstige vorm daarvan."
"Hoe kan het dan dat het hem nu alsnog gelukt is? Waarom heeft hij zoveel macht?"
"Omdat hij sinds een aantal jaar de enige is die de djinns hun krachten kan ontnemen. Sinds zijn voorganger overleed. En vanaf dat moment is hij de Kirist gaan bewerken, dat is onze hoogste baas."Demyans hersenen maken overuren. Alles wijst erop dat Xot'r het over niemand minder dan Sarasin heeft, want als iemand djinns hun krachten kan ontnemen dan is het een alchemist. Al die tijd heeft hij gedacht dat de Curi zelf een manier hadden om die klus te klaren, maar dit klinkt eigenlijk veel logischer."Dus Sarasin zorgt dat de gevangen djinns ongevaarlijk worden en in ruil zijn jullie hem tegemoet gekomen in zijn wraakzucht? Dat is schandalig!"
Xot'r knikt. "Dat is het ook, we hadden nooit verwacht dat het hem zou lukken en het is nog erger. We vermoeden dat hij zelfs mee is geweest. Dat is echt nog nooit vertoond."Ineens springt Demyan op. "We moeten terug, ik weet zeker dat hij zo snel mogelijk zijn wraak zal willen afronden."
"Nou, hij neemt anders doorgaans ruim de tijd met het maken van die drankjes. Dat schijnt een proces van weken."
"Allemaal onzin om zichzelf exclusiever voor te doen dan hij is. Ik ben zelf alchemist, met de juiste ingrediënten heb je binnen een paar uur een drank. Ik wil meteen terug, dit zint me niks!"Intussen bevindt Éowyn zich inderdaad niet meer in haar cel.
Een vals lachje kronkelt langs Sarasins mond, terwijl hij met een sierlijke beweging een flesje op tafel zet, waarin een helderblauwe drank fonkelt. Hij schuift het heen en weer tot het precies in het midden staat, loom en geduldig als een roofdier dat ervan geniet zijn prooi zo lang mogelijk te laten lijden. Als hij tevreden is kijkt hij op en doet een paar passen achteruit."Ik vermoed dat je wel weet wat dit is. Zal ik het voor je in een drankje doen of moet ik het met geweld toedienen? Jij mag het zeggen."
"Natuurlijk geloof ik je", zegt Demyan droog.
"Natuurlijk geloof je mij niet, je gelooft niemand. Wandel er dan een keer heen, maar waarschuw me even als je gaat. Lijkt me leuk om je door een verrekijker te volgen terwijl je je maag om de andere stap leegt." Ze hebben afgesproken in het zwembad, waar Demyan hem heeft begroet met een aarzelend "Xot'r...?" "Waarom lijken jullie toch allemaal zo op elkaar?", vraagt hij er een beetje verbaasd achteraan, als Xot'r grijnzend heeft geknikt. "Of beledig ik je nu?""Ons uiterlijk is eeuwen geleden gelijkgesteld om discriminatie tegen te gaan. Huidskleur gelijk, gezichtsstructuur gelijk, alles is uniform volgens eenzelfde - woest aantrekkelijke - mal."
"Kom kom, dan leken jullie wel iets meer op mij. En karakter?"
"Nee, dat niet. Karakterologisch is iedereen zijn sympathieke of onsympathieke zelfje. Kom je vanavond trouwens nog naar mijn zomaar-tussendoor-feestje? Kun je meteen Kon'ja ontmoeten." Kon'ja, weet Demyan inmiddels, is Xot'rs prille vriendin.
"Natuurlijk kom ik", zegt hij, terwijl hij op een luchtbed klimt en zich lekker laat ronddobberen. "We zijn toch een soort vrienden geworden?"
Als hij stiekem half zijn ogen opent, ziet hij vanachter zijn zonnebril dat Xot'rs gezicht zich in een haast kinderlijk blije glimlach heeft geplooid.Die avond treft hij zijn vriend in de keuken aan, druk bezig een salade te bereiden.
"Je ziet er uit als een schattig huisvrouwtje", lacht Demyan. "Weet je dat ik verwacht zou hebben dat jullie leefden op een dieet van pillen of zo? Of ijzererts aten?"
Xot'r schiet in de lach. "Wij eten wel een tikje anders dan andere vihria moet ik bekennen", zegt hij dan. "Waarschijnlijk omdat we toch worden beïnvloed door de mensen met wie we samenleven."
Demyan zucht. "Vihria, wat zijn nou weer vihria?"
"Nou, wij dus. Zoals jullie mensen zijn."
"Ik dacht dat jullie Curi heetten. Wat is dit voor ingewikkeld gedoe?""Curi is een functie. Wij zijn vihria die op deze planeet zijn aangesteld als Curi. Gevangenisbewaarders eigenlijk. Een mens kan toch ook tegelijkertijd mens zijn en brandweerman? Kon'ja!" Xot'r gooit zijn pollepel op het aanrecht en vliegt met een blij huppeltje op een jonge vrouw af die net de kamer is komen binnenwandelen. Hij pakt haar vast en begint haar hartstochtelijk te kussen. Demyan kijkt toe en zonder waarschuwing wordt hij ineens overspoeld door een verstikkend gevoel van woede, verdriet, verlies, radeloosheid, alles tegelijk. Alsof hij nu pas beseft wat hij kwijt is en waarschijnlijk nooit meer zal terugvinden. Zonder ooit te weten wat er precies met Éowyn gebeurd is. Hoe ze misschien op dit moment lijdt, mishandeld wordt. Of misschien wel dood is al. Zonder afscheid te nemen loopt hij naar buiten en vliegt naar huis.De volgende dag vliegt hij urenlang als een razende kris-kros door Sininen Kuu, als hij op een bepaald moment merkt dat hij gevolgd wordt. Even probeert hij het donkere ruimteschip van zich af te schudden, maar dat blijkt onbegonnen werk. Uiteindelijk landt hij ergens aan de rand van de laagvlakte en wacht af. Zijn achtervolger blijkt Xot'r, die met een verdrietig gezicht uitstapt en naar hem toe wandelt."Volg je mij?", vraagt Demyan boos. "En hoe doe je dat?"
"Dat is niet zo moeilijk", antwoordt zijn vriend. "Met mijn schip kun je ook de nummers van andere voertuigen inprinten, dan is er geen ontsnappen mogelijk."
"Eng."
"Sorry, maar ik moest je spreken. Het spijt me van gisterenavond, ik was egoïstisch. Ik heb er geen seconde bij stilgestaan hoe dat moest zijn voor je."
Die woorden ontwapenen Demyan een beetje. Zelf vond hij het nogal ingewikkeld hoe hij zijn geëmotioneerde reactie zou moeten uitleggen, maar dat hoeft dus gelukkig niet."Ik hoorde dat je een zoontje hebt", gaat Xot'r zacht verder. "Een klein tovenaartje?"
"Misschien", antwoordt Demyan, "hij kan ook een...." Nog net op tijd klapt hij zijn mond dicht.
"... een djinn zijn", maakt Xot'r zijn zin af. "Zijn moeder is een djinn, hè? Je zoontje heeft kastanjebruin haar, net als zijn moeder. De vrouw die je zocht toen je een paar weken geleden bij ons kwam."
Demyan staart hem aan, zijn kaken stijf op elkaar geklemd.
"Ik heb geen idee wat er precies aan de hand is. Hadden jullie ruzie? Heeft ze je daarom verbannen? Maar met wie dan?"
Demyan zwijgt.Xot'r zucht.
"Ik wil je helpen, geloof me nou. Weet je wat ik niet snap? Toen je bij ons kwam, vertelde je ons dat je hier al langer was. Dat was een leugen, want je was net aangekomen bleek later." Even laat hij een pauze vallen, maar als Demyan nog steeds niet reageert vervolgt hij: "Alleen, wat nou zo vreemd is, dan kon ze er dus nog helemaal niet zijn."
Demyan knippert kort met zijn ogen. "Wat...?"
"Hoe lang denk jij dat een ruimteschip er over doet om van de aarde helemaal hier te komen? Dat is niet te vergelijken met de snelheid waarmee twee djinns zoiets flikken. De reis, de tussenstop, dat duurt weken."
"Bedoel je nou....", Demyan hapt naar adem. "Bedoel je dat het mogelijk is dat ze nog moet komen?"Weer zucht Xot'r. "Ik mag het je niet vertellen maar ik doe het toch. Er is vannacht een nieuwe djinn aangekomen. Een vrouw. Ze is er vreselijk aan toe en haar achtergrond is... nogal vreemd. Ze kan het haast niet zijn want ze is hier in verband met een misdaad jaren geleden gepleegd. Toen ze nog een kind was."
Demyans keel voelt plotseling rauw, er komt nauwelijks geluid uit. "Breng me bij haar...", zegt hij schor. En als Xot’r zich niet beweegt: "Wil je dat doen? Nu?"Even later lopen ze over de binnenplaats van het Octogoon in de richting van de klapdeuren, terwijl Demyan afwisselend bestormd wordt door hoop en angst."Hoezo is ze er vreselijk aan toe? Wat bedoel je daarmee?"
"Ze is sinds een paar dagen in hongerstaking en men heeft het idee dat ze amper slaapt. Ze huilt ongeveer continu."
Demyan stampt met grote passen naar binnen. "Waarheen!?"Is het mogelijk in één oogopslag een hoopje ellende te herkennen dat met haar rug naar je toe gekeerd ligt? Demyan weet meteen voor de volle 100% zeker dat het Éowyn is die daar ligt. Hij kijkt door het raampje en daarna naar Xot'r, met tranen in zijn ogen. "Mag ik alsjeblieft bij haar? Alsjeblieft?""Als je haar kwaad doet moet ik je neerschieten, dat besef je hoop ik," waarschuwt Xot'r en opent de deur. Demyan loopt meteen naar het bed. "Éowyn", zegt hij zacht.
Het meisje op het bed ziet er uitgeput uit, met rode ogen en sterk vermagerd. Een moment kijkt ze hem ongelovig aan. Dan springt ze onverwacht snel op, stort zich in zijn armen en klampt zich aan hem vast.
"Dat kan niet, dat kan helemaal niet dat jij het bent", fluistert ze. "Maar dat geeft niet, dat geeft niet. De droom is fijn."
"Ik ben het echt, je droomt niet", fluistert hij terug.
Verward maakt ze zich los en wankelt even.Zonder iets te zeggen vuurt Demyan een hongerspreuk op haar af. Daarna draait hij zich naar zijn vriend. "Mag ik vannacht bij haar blijven? Alsjeblieft? Ik wil haar niet alleen laten, dat kan ik niet, dat kan ik echt niet."Xot'r wendt zijn hoofd af, beschaamd lijkt het haast.
"Ze heeft je helemaal niet verbannen volgens mij", bromt hij zacht. "Je bent hier op een heel andere manier gekomen, voor haar. Maar hoe in vredesnaam. Hoe..."Zonder een antwoord af te wachten of Demyan aan te kijken mompelt hij dat het goed is. En dat hij wel iets zal regelen. Dat hij morgenvroeg terugkomt, voordat iemand iets kan ontdekken en dat ze daarna wel verder zullen zien. Dan vertrekt hij.Demyan pakt Éowyns handen en leidt haar zachtjes terug naar het bed.
"Ga maar weer liggen, ik blijf bij je", zegt hij. "En ik ga je hier uit krijgen, wat er ook gebeurt."
"Waar zijn we Demyan, hoe kan het dat jij hier bent? Ik snap het niet. Hij is hier, weet je dat? Ik heb hem gezien. Sarasin.""Je vader en Linden hebben me verbannen, ik wist zeker dat hij niet dood was en dat jij was waar hij was." Zachtjes duwt hij haar op het bed. "Schuif dat dikke lijf eens opzij, dan kom ik bij je liggen."
Ze glimlacht flauw. "Je maakt grapjes, je maakt altijd grapjes", zegt ze, terwijl ze zich in zijn armen krult. Dan valt ze vrijwel onmiddellijk, voor het eerst sinds weken, in een rustige slaap. De volgende ochtend komt Xot'r terug om hem op te halen.
"Sterk zijn nu en gewoon gaan eten, je bent niet meer alleen", zegt Demyan, terwijl hij Éowyns kale hoofd liefdevol tussen zijn handen houdt. "Xot'r is een vriend, hij gaat me helpen dit recht te zetten."
Éowyn knikt dapper, hardnekkig ieder oogcontact met de alien vermijdend. "Tot later dan", zegt ze ferm en glimlacht. Maar zodra de beide mannen zijn vertrokken krimpt ze in elkaar en huilt."Dat was grootspraak van me", zegt Demyan even later in zijn keuken. "Ik weet helemaal niet of je ons wilt helpen."
"Maak je geen zorgen", antwoordt Xot'r en knijpt even zijn ogen samen, "want er is iets smerigs aan de hand. Die kerel heeft gewoon veel teveel macht, dat roepen wij al heel lang tegen elkaar." Onmiddellijk is Demyan alert. "Over wie heb je het?"
"Degene die ervoor gezorgd heeft dat ze hier is. Volgens mijn opa is zijn aangifte indertijd nietig verklaard, wegens grove uitlokking. Niet eens gewoon uitlokking, maar de meest ernstige vorm daarvan."
"Hoe kan het dan dat het hem nu alsnog gelukt is? Waarom heeft hij zoveel macht?"
"Omdat hij sinds een aantal jaar de enige is die de djinns hun krachten kan ontnemen. Sinds zijn voorganger overleed. En vanaf dat moment is hij de Kirist gaan bewerken, dat is onze hoogste baas."Demyans hersenen maken overuren. Alles wijst erop dat Xot'r het over niemand minder dan Sarasin heeft, want als iemand djinns hun krachten kan ontnemen dan is het een alchemist. Al die tijd heeft hij gedacht dat de Curi zelf een manier hadden om die klus te klaren, maar dit klinkt eigenlijk veel logischer."Dus Sarasin zorgt dat de gevangen djinns ongevaarlijk worden en in ruil zijn jullie hem tegemoet gekomen in zijn wraakzucht? Dat is schandalig!"
Xot'r knikt. "Dat is het ook, we hadden nooit verwacht dat het hem zou lukken en het is nog erger. We vermoeden dat hij zelfs mee is geweest. Dat is echt nog nooit vertoond."Ineens springt Demyan op. "We moeten terug, ik weet zeker dat hij zo snel mogelijk zijn wraak zal willen afronden."
"Nou, hij neemt anders doorgaans ruim de tijd met het maken van die drankjes. Dat schijnt een proces van weken."
"Allemaal onzin om zichzelf exclusiever voor te doen dan hij is. Ik ben zelf alchemist, met de juiste ingrediënten heb je binnen een paar uur een drank. Ik wil meteen terug, dit zint me niks!"Intussen bevindt Éowyn zich inderdaad niet meer in haar cel.
Een vals lachje kronkelt langs Sarasins mond, terwijl hij met een sierlijke beweging een flesje op tafel zet, waarin een helderblauwe drank fonkelt. Hij schuift het heen en weer tot het precies in het midden staat, loom en geduldig als een roofdier dat ervan geniet zijn prooi zo lang mogelijk te laten lijden. Als hij tevreden is kijkt hij op en doet een paar passen achteruit."Ik vermoed dat je wel weet wat dit is. Zal ik het voor je in een drankje doen of moet ik het met geweld toedienen? Jij mag het zeggen."