Generatie 19 - deel 11, Gevangen
De weken erna werd het kouder en kouder en elke nacht viel er een dik pak sneeuw bij. 's Morgens verliet Raven het huis zonder te ontbijten en haastte zich zo snel mogelijk naar de winkel, waar het overdag tenminste comfortabel was. Daar begon ze de dag met hete chocolademelk en wafels en zodra ze een beetje minder verkleumd was opende ze de deur en wachtte op klanten. Die zich steeds minder lieten zien.Als ze vrij was probeerde ze zoveel mogelijk in beweging te blijven door wandelingen te maken in het dorp, er constant voor zorgend dat ze wel in de buurt van het centrum bleef voor het geval de visser kwam. Op een dag nam ze een vlieger mee uit de winkel om uit te proberen en dat bleek zo leuk dat ze het daarna vaker deed. Eigenlijk had ze best gelukkig kunnen zijn, als ze maar niet zo alleen was geweest en zich niet in toenemende mate zorgen had gemaakt over haar terugkeer naar huis.Die zorgen waren heel langzaam gegroeid. Aanvankelijk sluimerend in haar achterhoofd, als iets mals en irrationeels waarover ze zichzelf lacherig en vermanend toesprak. Maar naarmate de weken zich aaneenregen zonder dat ze ook maar iets van de visser vernam begon zich een knoop in haar maag te ontwikkelen.En het sloeg nergens op, waarom zou ze hier gevangen zitten? Ze was gekomen over zee, dan moest het ook mogelijk zijn ook weer te vertrekken via de zee. En als dat dan niet met behulp van de visser was, dan zou ze zelf wel een bootje zoeken. Probleem was dat het daar nu veel te koud voor was. Ze zou de lente moeten afwachten en eerlijk gezegd had ze geen idee meer van tijd, laat staan wat de datum was en hoe lang de winter nog zou duren. Tot dusver werd het alleen maar steeds kouder.Op een middag ging ze terug naar het strand en keek uit over het water, dat er nu donkergrijs en vijandig bij lag tussen de witte heuvels. Er was verder niemand, het leek alsof de bewoners van Midnight Hollow een winterslaap hielden. Slechts zelden zag ze mensen, iedereen bleef kennelijk liever binnen. Alleen de parasieten wandelden nog steeds af en toe langs haar winkel, maar naar binnen kwamen ze niet meer.Aan het water stonden kleine huisjes waarvan ze aanvankelijk had gedacht dat het omkleedhokjes waren, maar nader onderzoek leerde dat ze summier waren ingericht om in te kunnen wonen. Ze vroeg zich af of de visser hier misschien overnachtte als hij iemand had afgezet en niet meteen terug wilde.Het enige teken van leven was een wild paard dat liep rond te scharrelen en verschrikt steigerde toen ze iets tegen hem zei. De hele middag probeerde ze hem te benaderen, maar telkens bokte hij - wild briesend - en stoof een stukje bij haar vandaan. Om daarna elke keer toch nieuwsgierig terug te keren tot hij zich uiteindelijk liet aanhalen. Na dit korte moment van verbroedering galoppeerde hij definitief weg en verdween in de richting van de bergen.De hemel begon inmiddels rood te kleuren ten teken dat de avond viel en Raven rilde in haar veel te dunne jas.
Ze keek uit over de fjord en ineens werd ze overvallen door een verstikkende angst dat ze hen nooit meer zou terugzien.
Haar vader niet, haar moeder niet, Merril niet, haar opa's en oma's niet, niemand.Haar ogen vulden zich met tranen en heel even raakte ze bijna in paniek. Toen veegde ze haar wangen droog, draaide zich om en liep terug naar de weg om naar huis te gaan. Het kille koude huis waar niemand op haar wachtte.
Er hing een donkere spookachtige mist zag ze. Als een zwarte sluier leunde hij op de bergen, loom en dreigend. Geduldig. Waarom schoot dat woord ineens door haar hoofd? Geduldig... Achter haar knapte een takje maar toen ze verschrikt omkeek zag ze niemand.Thuis at ze iets en zat daarna een tijdje op de bank, maar het was zo koud dat ze het echt niet uithield.
Dus kroop ze maar weer vroeg in bed, waar zelfs de dekens - die vrij kaal en versleten waren - inmiddels geen afdoende bescherming meer boden. Uiteindelijk viel ze wel in een onrustige slaap, maar ze werd honderd keer wakker en lag dan te rillen, zelfs met al haar kleren aan.De volgende avond trok ze het niet meer. Het idee dat ze weer terug moest naar het steenkoude, eenzame huisje deed haar bijna in tranen uitbarsten en toen ze na sluitingstijd stom toevallig Young Jae tegen het lijf liep, hield ze hem staande om te vragen of ze misschien bij hen mocht logeren.
Even keek hij haar aan alsof ze elkaar voor de allereerste keer ontmoetten. Toen zei hij een beetje ontwijkend: "Waar moet je dan slapen? Weer bij Nadia in bed? We hebben duidelijk geen ruimte voor logés en als je me nu niet kwalijk wilt nemen, ik heb nogal haast."
Zonder verder nog een woord aan haar te verspillen liep hij in de richting van waar hij gekomen was en verdween om een hoek.
Mismoedig wandelde Raven de andere kant op, op weg naar huis.Ze merkte de oude dame pas op toen die het woord tot haar richtte.
"Heb je het koud mijn lieve kind? Als je wilt heb ik nog wel een logeerkamer voor je. Heerlijk verwarmd en met zachte wollen dekens."
Raven kende haar niet, ze had haar nog nooit gezien hier. "Dat is aardig van u", zei ze aarzelend. "Mijn naam is Raven, ik ben hier nog niet zo heel lang. Een paar maanden. Ik woon daar - ze wees - maar mijn huis heeft geen verwarming."
De vrouw lachte vriendelijk. "Ik weet wie je bent en ik weet ook dat je het koud hebt. Van binnen en van buiten. Kom nou maar mee, je kunt wel wat hulp gebruiken."Dankbaar volgde Raven haar. Het was een lange wandeling want de vrouw bleek in een uithoek van Midnight Hollow te wonen, maar dat deed haar wel goed. Het verwarmde haar spieren en het vooruitzicht van een warm bed en gezelschap maakte dat ze ook wat meer oog had voor de schoonheid van de omgeving.
Gedurende de hele weg zweeg de vrouw. Slechts een keer sprak ze, toen Raven haar vroeg of ze een man had. Dat bleek niet het geval, maar ze had een knappe zoon die politieagent was en nog bij zijn moeder thuis woonde. "We hebben zo'n speciale band met elkaar, hij is mijn kleine jongen en dat zal hij altijd blijven." Een moment kneep ze liefdevol haar ogen samen, waarbij ze nog het meest weghad van een kraai die een stuk kaas ziet. Raven vond het een beetje vreemd klinken maar dat zei ze niet.Uiteindelijk kwamen ze in een bosrijk gebied terecht en stopten bij een stenen muurtje. "Daar is het", verklaarde de vrouw en wees naar een grijs huis dat een eindje van de weg af op een lage heuvel stond. Ze opende een hek en liet Raven voorgaan. Die volgde een ommuurd paadje vol trappetjes dat langs de besneeuwde helling naar de voordeur slingerde, met de vrouw constant in haar kielzog.
"Ga maar naar binnen, de deur is open."
Zodra Raven de hal in stapte werd ze verwelkomd door een zalige warmte en met een blijde zucht liet ze haar jas van haar schouders glijden.De vrouw slofte langs haar heen verder de gang in. "Mijn zoon is nog niet thuis", zei ze, "ik stel jullie later wel aan elkaar voor. Wat mij betreft blijf je hier de hele winter. Bovenaan de trap rechtsaf is jouw kamer, als je een bad wilt nemen of wilt douchen kan dat. De badkamer vind je op de overloop."
"Oh, ja, dank u", reageerde Raven een beetje afwezig. "En wat ontzettend aardig van u! Ik zal echt niet tot last zijn en ik kan koken voor jullie."
"Nergens voor nodig kind, nergens voor nodig. Wij eten altijd brood. Ik stel voor dat je lekker gaat slapen nu, morgen weer een dag. In de linnenkast kun je een pyjama en handdoeken vinden."Raven beschouwde het als een hint dat de vrouw graag alleen wilde zijn en eerlijk gezegd kwam haar dat niet slecht uit. Ze wilde eigenlijk niets liever dan eens een nacht goed slapen in een warm bed en die nacht kon wat haar betreft niet snel genoeg beginnen.
De kamer bleek schoon en opgeruimd. In een la vond ze een dikke pyjama en 'douchen' deed ze ter plekke. Daarna kroop ze in het bed, dat inderdaad heerlijk zacht en warm bleek. Ze was snel vertrokken.Achteraf kon Raven niet zeggen wat het precies geweest was dat haar wekte. Aanvankelijk dacht ze dat het door de nachtmerrie kwam die ze had. Een hoge, zure stem die vanuit het pikdonker de meest kwaadaardige dingen tegen haar smiespelde en een zacht gekrabbel aan de deur. Voorzichtig kwam ze een beetje overeind om de kamer in te kijken, toen ze de schrik van haar leven kreeg.In blinde paniek smeet ze de dekens van zich af en stoof haar bed uit, zonder plan verder, nadenken kon ze op dat moment niet. Maar voordat ze iets kon doen werd ze zonder pardon vastgegrepen en begon het keihard te waaien. De kamer was ineens gevuld met een felgroen licht en het geluid van klapwiekende scherpe vleugeltjes. Alles begon als een razende te draaien en toen vlogen ze.Hoe dat precies kon wist ze niet, maar ze vlogen. Onder zich zag ze Midnight Hollow langs glijden en na een paar minuten stond ze ineens op haar blote voeten in de sneeuw voor een mistroostig landhuis dat haar niet bekend voorkwam.
"Naar binnen", commandeerde Shayne Boleyn kort en duwde haar naar het hek.
"Waar ben ik, blijf van me af", snauwde ze. Ze wilde zich omdraaien, wegrennen, hem van zich afslaan, aan verbannen dacht ze op dat moment niet eens, maar ze kreeg de kans niet. "Je bevriest, naar binnen", herhaalde hij, terwijl hij haar armen achter haar rug draaide en haar zo het huis in loodste.In de hal was het donker en stil. Hij dwong haar naar de trap te lopen en toen ze boven kwamen - waar allemaal parasieten bleken te slapen - wees hij naar een deur.
"Doe open."Hij volgde haar en sloot de deur.
"Zo", zei hij, "we beginnen het zat te worden je constant in de gaten te moeten houden, vanaf nu blijf je hier."
Verbaasd keek ze de slaapkamer in en draaide zich toen om. "Wat willen jullie van me?", vroeg ze vermoeid. "Waarom laten jullie me niet gewoon met rust?"
"Alles op zijn tijd", antwoordde hij, haar blik ontwijkend. "Neem nou maar gewoon aan dat je hier beter af bent dan waar je eerder was vannacht. De familie Yates woont niet voor niets naast het kerkhof. Ga lekker slapen, vanaf nu ben je veilig."Hij verliet de kamer en ze hoorde dat hij de deur op slot deed. Boos sprong ze naar voren en rammelde aan de deurknop.
"Hé! Sluit me niet op, wat is dit, laat me gaan!"
"Hou je mond en ga slapen, je maakt iedereen wakker", klonk het afgemeten en daarna hoorde ze hem de trap af lopen en het huis verlaten. Opstandig staarde ze naar de deur, overwoog stampij te maken, besloot dat dat waarschijnlijk geen goed idee was en vervolgens kroop ze inderdaad maar in bed en deed het licht uit.
Ze keek uit over de fjord en ineens werd ze overvallen door een verstikkende angst dat ze hen nooit meer zou terugzien.
Haar vader niet, haar moeder niet, Merril niet, haar opa's en oma's niet, niemand.Haar ogen vulden zich met tranen en heel even raakte ze bijna in paniek. Toen veegde ze haar wangen droog, draaide zich om en liep terug naar de weg om naar huis te gaan. Het kille koude huis waar niemand op haar wachtte.
Er hing een donkere spookachtige mist zag ze. Als een zwarte sluier leunde hij op de bergen, loom en dreigend. Geduldig. Waarom schoot dat woord ineens door haar hoofd? Geduldig... Achter haar knapte een takje maar toen ze verschrikt omkeek zag ze niemand.Thuis at ze iets en zat daarna een tijdje op de bank, maar het was zo koud dat ze het echt niet uithield.
Dus kroop ze maar weer vroeg in bed, waar zelfs de dekens - die vrij kaal en versleten waren - inmiddels geen afdoende bescherming meer boden. Uiteindelijk viel ze wel in een onrustige slaap, maar ze werd honderd keer wakker en lag dan te rillen, zelfs met al haar kleren aan.De volgende avond trok ze het niet meer. Het idee dat ze weer terug moest naar het steenkoude, eenzame huisje deed haar bijna in tranen uitbarsten en toen ze na sluitingstijd stom toevallig Young Jae tegen het lijf liep, hield ze hem staande om te vragen of ze misschien bij hen mocht logeren.
Even keek hij haar aan alsof ze elkaar voor de allereerste keer ontmoetten. Toen zei hij een beetje ontwijkend: "Waar moet je dan slapen? Weer bij Nadia in bed? We hebben duidelijk geen ruimte voor logés en als je me nu niet kwalijk wilt nemen, ik heb nogal haast."
Zonder verder nog een woord aan haar te verspillen liep hij in de richting van waar hij gekomen was en verdween om een hoek.
Mismoedig wandelde Raven de andere kant op, op weg naar huis.Ze merkte de oude dame pas op toen die het woord tot haar richtte.
"Heb je het koud mijn lieve kind? Als je wilt heb ik nog wel een logeerkamer voor je. Heerlijk verwarmd en met zachte wollen dekens."
Raven kende haar niet, ze had haar nog nooit gezien hier. "Dat is aardig van u", zei ze aarzelend. "Mijn naam is Raven, ik ben hier nog niet zo heel lang. Een paar maanden. Ik woon daar - ze wees - maar mijn huis heeft geen verwarming."
De vrouw lachte vriendelijk. "Ik weet wie je bent en ik weet ook dat je het koud hebt. Van binnen en van buiten. Kom nou maar mee, je kunt wel wat hulp gebruiken."Dankbaar volgde Raven haar. Het was een lange wandeling want de vrouw bleek in een uithoek van Midnight Hollow te wonen, maar dat deed haar wel goed. Het verwarmde haar spieren en het vooruitzicht van een warm bed en gezelschap maakte dat ze ook wat meer oog had voor de schoonheid van de omgeving.
Gedurende de hele weg zweeg de vrouw. Slechts een keer sprak ze, toen Raven haar vroeg of ze een man had. Dat bleek niet het geval, maar ze had een knappe zoon die politieagent was en nog bij zijn moeder thuis woonde. "We hebben zo'n speciale band met elkaar, hij is mijn kleine jongen en dat zal hij altijd blijven." Een moment kneep ze liefdevol haar ogen samen, waarbij ze nog het meest weghad van een kraai die een stuk kaas ziet. Raven vond het een beetje vreemd klinken maar dat zei ze niet.Uiteindelijk kwamen ze in een bosrijk gebied terecht en stopten bij een stenen muurtje. "Daar is het", verklaarde de vrouw en wees naar een grijs huis dat een eindje van de weg af op een lage heuvel stond. Ze opende een hek en liet Raven voorgaan. Die volgde een ommuurd paadje vol trappetjes dat langs de besneeuwde helling naar de voordeur slingerde, met de vrouw constant in haar kielzog.
"Ga maar naar binnen, de deur is open."
Zodra Raven de hal in stapte werd ze verwelkomd door een zalige warmte en met een blijde zucht liet ze haar jas van haar schouders glijden.De vrouw slofte langs haar heen verder de gang in. "Mijn zoon is nog niet thuis", zei ze, "ik stel jullie later wel aan elkaar voor. Wat mij betreft blijf je hier de hele winter. Bovenaan de trap rechtsaf is jouw kamer, als je een bad wilt nemen of wilt douchen kan dat. De badkamer vind je op de overloop."
"Oh, ja, dank u", reageerde Raven een beetje afwezig. "En wat ontzettend aardig van u! Ik zal echt niet tot last zijn en ik kan koken voor jullie."
"Nergens voor nodig kind, nergens voor nodig. Wij eten altijd brood. Ik stel voor dat je lekker gaat slapen nu, morgen weer een dag. In de linnenkast kun je een pyjama en handdoeken vinden."Raven beschouwde het als een hint dat de vrouw graag alleen wilde zijn en eerlijk gezegd kwam haar dat niet slecht uit. Ze wilde eigenlijk niets liever dan eens een nacht goed slapen in een warm bed en die nacht kon wat haar betreft niet snel genoeg beginnen.
De kamer bleek schoon en opgeruimd. In een la vond ze een dikke pyjama en 'douchen' deed ze ter plekke. Daarna kroop ze in het bed, dat inderdaad heerlijk zacht en warm bleek. Ze was snel vertrokken.Achteraf kon Raven niet zeggen wat het precies geweest was dat haar wekte. Aanvankelijk dacht ze dat het door de nachtmerrie kwam die ze had. Een hoge, zure stem die vanuit het pikdonker de meest kwaadaardige dingen tegen haar smiespelde en een zacht gekrabbel aan de deur. Voorzichtig kwam ze een beetje overeind om de kamer in te kijken, toen ze de schrik van haar leven kreeg.In blinde paniek smeet ze de dekens van zich af en stoof haar bed uit, zonder plan verder, nadenken kon ze op dat moment niet. Maar voordat ze iets kon doen werd ze zonder pardon vastgegrepen en begon het keihard te waaien. De kamer was ineens gevuld met een felgroen licht en het geluid van klapwiekende scherpe vleugeltjes. Alles begon als een razende te draaien en toen vlogen ze.Hoe dat precies kon wist ze niet, maar ze vlogen. Onder zich zag ze Midnight Hollow langs glijden en na een paar minuten stond ze ineens op haar blote voeten in de sneeuw voor een mistroostig landhuis dat haar niet bekend voorkwam.
"Naar binnen", commandeerde Shayne Boleyn kort en duwde haar naar het hek.
"Waar ben ik, blijf van me af", snauwde ze. Ze wilde zich omdraaien, wegrennen, hem van zich afslaan, aan verbannen dacht ze op dat moment niet eens, maar ze kreeg de kans niet. "Je bevriest, naar binnen", herhaalde hij, terwijl hij haar armen achter haar rug draaide en haar zo het huis in loodste.In de hal was het donker en stil. Hij dwong haar naar de trap te lopen en toen ze boven kwamen - waar allemaal parasieten bleken te slapen - wees hij naar een deur.
"Doe open."Hij volgde haar en sloot de deur.
"Zo", zei hij, "we beginnen het zat te worden je constant in de gaten te moeten houden, vanaf nu blijf je hier."
Verbaasd keek ze de slaapkamer in en draaide zich toen om. "Wat willen jullie van me?", vroeg ze vermoeid. "Waarom laten jullie me niet gewoon met rust?"
"Alles op zijn tijd", antwoordde hij, haar blik ontwijkend. "Neem nou maar gewoon aan dat je hier beter af bent dan waar je eerder was vannacht. De familie Yates woont niet voor niets naast het kerkhof. Ga lekker slapen, vanaf nu ben je veilig."Hij verliet de kamer en ze hoorde dat hij de deur op slot deed. Boos sprong ze naar voren en rammelde aan de deurknop.
"Hé! Sluit me niet op, wat is dit, laat me gaan!"
"Hou je mond en ga slapen, je maakt iedereen wakker", klonk het afgemeten en daarna hoorde ze hem de trap af lopen en het huis verlaten. Opstandig staarde ze naar de deur, overwoog stampij te maken, besloot dat dat waarschijnlijk geen goed idee was en vervolgens kroop ze inderdaad maar in bed en deed het licht uit.