Generatie 16 - deel 15, Moonlight Falls
Hoewel de foto die ze op internet hebben gevonden oud is en niet al te scherp, ziet Éowyn in een oogopslag dat Linden haar naar de juiste plek heeft verbannen. Voor de zekerheid kijkt ze nog even rond, maar dan belt ze hem op en even later verschijnt Finn. Met glinsterende ogen kijken ze elkaar aan. Natuurlijk doen ze dit vooral om papa te helpen, maar stiekem is het ook gewoon heel spannend.Finn kijkt om zich heen, onder meer naar de vier straatklokken die allemaal een andere tijd aanwijzen."Waar op de wereld zouden we zitten?", vraagt hij nieuwsgierig. "En waar hebben ze vier klokken voor nodig? Hoe laat is het echt?"
"Die klokken zijn gek, die draaien als een razende rond, er klopt niks van", zegt Éowyn. "En we zitten dus in Moonlight Falls, snuggere. De geheime stad waar volgens Linden heel veel bijzondere wezens wonen. En wie weet dus ook die Sarasin. Kom, we gaan ergens vragen of iemand hem kent."Op dat moment buigt een oudere dame zich over Éowyn heen, kijkt haar even vriendelijk aan en knijpt dan in haar wang. "Zo, lieve kinders, jullie ken ik nog niet. Waar zijn jullie papa en mama en horen jullie niet op school te zitten?"
Met een kreet van afschuw deinst Éowyn achteruit en schreeuwt: "Blijf van me af, raar mens!"
Finn grinnikt. "Sorry mevrouw, mijn zusje heeft heilige wangen, daar mag u niet zomaar aankomen.""Rustig, rustig", roept de dame geschrokken, "ik wilde je niet boos maken."
"U heeft vleugels", zegt Éowyn, die haar woede van daarnet alweer vergeten is, vol bewondering. "Ben u een fee?"
"Dat heb jij goed gezien. En jullie? Zijn jullie gewone mensenkinderen?"
"Nee, wij zijn djinns", antwoordt Éowyn niet zonder trots. "En we hebben een missie, dus we gaan vandaag niet naar school."
"We zoeken een tovenaar die Aristide Sarasin heet, kent u hem misschien?", vraagt Finn."Aristide Sarasin, maar natúúrlijk ken ik die", roept de fee uit. "Ik zal jullie bij hem brengen. Kom maar mee."
Ze wijst naar een oud Dafje en zegt: "Dat is mijn auto, stap maar in."Even later zitten ze een beetje verbaasd in een piepklein theehuisje aan zee en krijgen taartjes met appelcider.
"Is het lekker?", vraag de dame. Éowin en Finn knikken."En waar is nou Sarasin?", vraagt Finn met zijn mond vol cake.
Maar de dame geeft geen antwoord op zijn vraag. Ze kletst honderduit over planten en bloemen en bomen vol bloesem en het wordt later en later.Als ze propvol zitten lopen ze het strand op, waar de zon al onder begint te gaan."Kijk", zegt de fee, "dat daar noemen we De Bek van Tiburón. Het zijn net haaientanden, vandaar."
Éowyn en Finn zien het verband niet en beginnen maar steentjes naar de haaienbek te gooien.
"We krijgen je wel klein, smerige haai!", roept Éowyn en Finn schatert.
"Pasmaarop…pasmaarop, straks wordt hij nog echt boos", mummelt de fee bezorgd en dan gaat Finns telefoon."Waar blijven jullie!?", roept Linden aan de andere kant van de lijn. "Papa vraagt constant waar jullie zijn en ik weet geen smoesjes meer."
Finn kijkt geschrokken naar Éowyn. "Eh...", zegt hij, "we hebben hem nog niet gevonden, Lin. En ook nog geen djinn om ons terug te verbannen."
"Wat!? Wat doen jullie daar allemaal dan? Is er niemand die hem kent? Dan zit hij daar waarschijnlijk gewoon niet. Kom terug!"Woedend draait Éowyn zich naar de fee.
"U heeft ons betoverd en ons afgeleid", schreeuwt ze. "U kent Sarasin helemaal niet. Dat zei u maar omdat u taartjes met ons wilde gaan eten!"Schuldbewust kijkt de fee haar aan.
"Dat vond ik gezellig ja", bekent ze. "Maar ik heb jullie niet betoverd, hoor. De tijd zijn jullie helemaal zelf vergeten. En ik ken Aristide Sarasin wel."
Finn zucht. "Linden, het spijt me, maar het ziet ernaar uit dat we voorlopig nog niet terug kunnen. Zeg anders dat we bij Thomas logeren vannacht, oké?" Hij hangt op."Ik heet geen Thomas, maar jullie mogen wel bij me logeren", zegt de fee. "Kom, dan genieten we nog even van de zonsondergang en dan gaan we naar huis."
"Hoe heet u eigenlijk wel?", vraagt Éowyn.
"Aster", antwoordt de fee.Een uurtje later zitten ze bij de fee Aster in de woonkamer. Een beetje verlegen eerst, maar als Aster vraagt wat precies hun verhaal is stromen de woorden vanzelf. Ze vertellen over hun vader die djinn is en witte maan heet ("want zijn moeder is gek zegt hij") en over hun moeder die gewoon een mens is van wie ze hun huidskleur hebben geërfd. En dat papa en mama wel van elkaar houden maar niet romantisch of zo want papa heeft een Grote Liefde en dat is ook een djinn, een echte, zo eentje uit een lamp, en eerst had opa hem bevrijd maar nu zit hij weer gevangen."En dat heeft Sarasin gedaan en nou willen we hem opsporen want als Milans laatste wens is geweest dan verdwijnt hij in de eeuwigheid zegt Amy", besluit Éowyn.
"En we denken dat papa dan doodgaat van verdriet", voegt Finn stilletjes toe. Éowyn knikt."Zo...", prevelt Aster peinzend. "Ik wist dat hij daarmee bezig was, maar niet dat het gelukt was. Dat is anders wel heel wat jaar geleden."
"Dus u kent hem echt?"
Aster knikt."Ruim tweehonderd jaar lang is hij weggeweest, maar sinds zo'n twee jaar is hij hier teruggekeerd en dat klopt dus wel met jullie verhaal.”
Éowyn en Finn kijken haar verbijsterd aan. "Is hij zo oud dan?"
Aster laat haar mondhoeken minachtend dalen. "Het is een koud kunstje voor een tovenaar om zijn leeftijd te bevriezen", smaalt ze. "Maar alleen de heel domme doen dat. Wie wil er nu eeuwig leven?"
"En u dan?"
"Ik ben een fee, mijn jaren lopen anders dan die van de mensen. Net als die van jullie trouwens. Maar goed, ik heb een plan, luister."Een uur later kruipen de kinderen in het grote logeerbed.
"Als ze me op school in dit gekke pakkie zouden zien heb ik geen leven meer", bromt Finn, terwijl Éowyn met grote ogen naar de schilderijen staat te kijken. Als blokken vallen ze in slaap.Op datzelfde moment verschijnt er in het park voor het raadhuis uit het niets een lichtblauwe djinn, luisterend naar de naam Witte Maan. Linden is nu eenmaal een slecht leugenaar, uiteindelijk heeft Dorian de waarheid uit hem gekregen en zich door zijn zoon laten verbannen naar dezelfde plek als Éowyn en Finn.Hij heeft geen idee waar hij moet beginnen met zoeken - Linden kon alleen vaag iets zeggen over een fee die hen gefopt had - dus besluit hij maar bij het eerste het beste huis aan te bellen.Sarasin is minstens zo verbaasd als Dorian als hij de deur opent. Die weet niets anders te verzinnen dan in paniek opnieuw te proberen de tovenaar te betoveren, maar wederom lukt dat niet. En Sarasins toverstok ligt ditmaal niet buiten bereik op een kussentje."Wow, het onstuimige type", grinnikt Sarasin gemeen. "Kom binnen, kom binnen."
Als een mak schaap loopt Dorian achter hem aan.De volgende ochtend worden ze vroeg wakker.
Sarasin bedankt hem spottend voor de heerlijke nacht en zegt dat hij maar zonder hem moet ontbijten. Hij wil eerst wat ingrediënten inslaan voor zijn elixers."Maar geen zorgen, als ik terugkom neem ik je mee naar Milan."
Milan...? Er begint Dorian iets te dagen, dwars door zijn verliefde roes heen. Milan! "Waar is Milan?", vraagt hij duizelig.
"Niet hier schat, niet hier. Nog even geduld."Sarasin heeft geen haast. Soms krijg je het leven op een presenteerblaadje aangereikt.
Langzaam kleedt hij zich aan en wandelt dan fluitend zijn tuinpad af. In zijn ooghoek ziet hij een stel vervelende kinderen die op zijn oprijlaan spullen staan te verkopen en geërgerd loopt hij erheen. Het is niet voor het eerst dat zijn grondgebied als verlengstuk van het park beschouwd wordt."Ksst! Wegwezen! Ga jullie troep ergens anders verkopen!""Wilt u misschien eerst een lekkere muffin van ons kopen, meneer? Vers gebakken, heerlijk als ontbijt."
Ontbijt, hij heeft nog niet ontbeten. Gulzig pakt hij een muffin, zet zijn tanden erin en moet tot zijn verbazing bekennen dat die van hoogstaande kwaliteit is. "Zo, die heeft jullie moeder zeker gebakken?"
"Wilt u ook nog iets te drinken erbij?"
Grijnzend pakt hij het glas aan en slaat het achterover. "En dan nu wegwezen!"
"Maar u moet nog betalen..."
"Wegwezen heb ik gezegd!""Gelukt", zegt Éowyn tevreden, als Sarasin is weggewandeld. "En dan nu terug naar Aster voor plan B."Tegen de middag huurt Sarasin een taxi en laat zich met Dorian naar een afgelegen plek vervoeren.
"Het laatste stuk lopen we", zegt hij tegen de djinn. "Niemand hoeft te weten waar ik mijn praktijken uitvoer."Even later doemt er een plompe toren op, met hoge ramen die geen enkel licht doorlaten.
"Is Milan daar?", vraagt Dorian.
"Vraag niet zoveel, je zult het wel zien", is het bruuske antwoord.Een lift brengt hen naar boven en zodra Dorian de zolderverdieping opwandelt ziet hij de lampen staan.
Drie op een laag tafeltje en een apart.
Op die laatste loopt hij af."Heel goed geraden", giechelt Sarasin en slaat hem gade. Hij grijpt niet in als Dorian de lamp pakt en er zachtjes met zijn arm over veegt.Hoe vaak heeft hij van dit moment gedroomd?
Hij staat als bevroren en staart naar Milan, die hem na een kort moment van schijnbare verwarring emotieloos aankijkt.
"Wat doe je hier? Waarom ben je gekomen? Je had niet moeten komen, je kunt beter weer weggaan."Hij wandelt naar een raam, kijkt een poosje naar buiten en gaat dan een boek zitten lezen.Dorian is volkomen de weg kwijt. Milan is Milan niet meer. Zijn haren wit, zijn ogen lijken licht te geven en het ergste, hij wekt geen moment de indruk dat hij blij is hem te zien. En dan is er de tovenaar, voor wie hij meer dan zachte gevoelens koestert en ook al weet hij dat die niet echt zijn maar het gevolg van een bezwering, hij kan ze niet onderdrukken.Grinnikend loopt Sarasin op hem af. "Nou, dat had je je waarschijnlijk anders voorgesteld, denk ik. Hier, lunchtijd." Achteloos overhandigt hij Dorian een appel. "Kom, dan ga ik aan het werk en kunnen jullie gezellig bijkletsen. Oude koeien uit de sloot halen."Even staat Dorian daar, niet wetend wat te doen. Dan zet hij zijn tanden in de appel - die heerlijk zoet is - en eet hem op. Het volgende moment voelt hij zich ongelofelijk misselijk worden en dan wordt alles zwart."Wat... wat heb je gedaan?" Milan is opgesprongen en kijkt Sarasin angstig aan.
"Een appeltje voor de dorst", grijnst die. "Maar kennelijk is het hem slecht bekomen."
Milan krimpt ineen. "Je... hebt hem vergiftigd? Ik..."
"Je dacht dat ik hem zou sparen als je onverschilligheid zou veinzen. Man, dat maakt me toch allemaal niet meer uit? Ik hield van je, ooit, maar je was het niet waard."De blik in Sarasins ogen is er een van puur leedvermaak."Kom, help me even, dan sjouwen we hem op een stoel. Dan kan hij er nog net getuige van zijn hoe je mijn laatste wens inwilligt."
"Nee........", fluistert Milan, terwijl er afgrijzen in zijn ogen verschijnt. "Nee, Aristide, doe dat niet. Alsjeblieft. Je weet.. hoe het...."
"Hou op met dat gejank en help me."Even later zit Dorian rechtop - zo goed en zo kwaad als dat gaat - en kijkt de tovenaar Milan honend aan."Zo...", mijmert hij, "wat zal ik eens wensen... Wereldvrede? Naaah. Rijkdom? Een groot gezin?" Hij lacht kakelend.
"Aristide, je mag hem niet laten sterven", onderbreekt Milan hem. "Hij heeft drie kinderen, die hem niet kunnen missen."
"Iedereen is te missen", antwoordt Sarasin onverschillig, "en dan nu mijn laatste wens...."Achter de lampgeest klinkt een geluid. Dorian staat wankel op en grijpt naar zijn hoofd. "Milan?", zegt hij zwakjes. "Milan, ik voel me niet zo goed." Het volgende moment klapt hij dubbel door een plotselinge aanval van hevige kramp en leegt zijn maag. Dan valt hij om."Oeps", zegt Sarasin. "Dat ging iets sneller dan ik verwachtte. Hij loopt voor op schema."
"Die klokken zijn gek, die draaien als een razende rond, er klopt niks van", zegt Éowyn. "En we zitten dus in Moonlight Falls, snuggere. De geheime stad waar volgens Linden heel veel bijzondere wezens wonen. En wie weet dus ook die Sarasin. Kom, we gaan ergens vragen of iemand hem kent."Op dat moment buigt een oudere dame zich over Éowyn heen, kijkt haar even vriendelijk aan en knijpt dan in haar wang. "Zo, lieve kinders, jullie ken ik nog niet. Waar zijn jullie papa en mama en horen jullie niet op school te zitten?"
Met een kreet van afschuw deinst Éowyn achteruit en schreeuwt: "Blijf van me af, raar mens!"
Finn grinnikt. "Sorry mevrouw, mijn zusje heeft heilige wangen, daar mag u niet zomaar aankomen.""Rustig, rustig", roept de dame geschrokken, "ik wilde je niet boos maken."
"U heeft vleugels", zegt Éowyn, die haar woede van daarnet alweer vergeten is, vol bewondering. "Ben u een fee?"
"Dat heb jij goed gezien. En jullie? Zijn jullie gewone mensenkinderen?"
"Nee, wij zijn djinns", antwoordt Éowyn niet zonder trots. "En we hebben een missie, dus we gaan vandaag niet naar school."
"We zoeken een tovenaar die Aristide Sarasin heet, kent u hem misschien?", vraagt Finn."Aristide Sarasin, maar natúúrlijk ken ik die", roept de fee uit. "Ik zal jullie bij hem brengen. Kom maar mee."
Ze wijst naar een oud Dafje en zegt: "Dat is mijn auto, stap maar in."Even later zitten ze een beetje verbaasd in een piepklein theehuisje aan zee en krijgen taartjes met appelcider.
"Is het lekker?", vraag de dame. Éowin en Finn knikken."En waar is nou Sarasin?", vraagt Finn met zijn mond vol cake.
Maar de dame geeft geen antwoord op zijn vraag. Ze kletst honderduit over planten en bloemen en bomen vol bloesem en het wordt later en later.Als ze propvol zitten lopen ze het strand op, waar de zon al onder begint te gaan."Kijk", zegt de fee, "dat daar noemen we De Bek van Tiburón. Het zijn net haaientanden, vandaar."
Éowyn en Finn zien het verband niet en beginnen maar steentjes naar de haaienbek te gooien.
"We krijgen je wel klein, smerige haai!", roept Éowyn en Finn schatert.
"Pasmaarop…pasmaarop, straks wordt hij nog echt boos", mummelt de fee bezorgd en dan gaat Finns telefoon."Waar blijven jullie!?", roept Linden aan de andere kant van de lijn. "Papa vraagt constant waar jullie zijn en ik weet geen smoesjes meer."
Finn kijkt geschrokken naar Éowyn. "Eh...", zegt hij, "we hebben hem nog niet gevonden, Lin. En ook nog geen djinn om ons terug te verbannen."
"Wat!? Wat doen jullie daar allemaal dan? Is er niemand die hem kent? Dan zit hij daar waarschijnlijk gewoon niet. Kom terug!"Woedend draait Éowyn zich naar de fee.
"U heeft ons betoverd en ons afgeleid", schreeuwt ze. "U kent Sarasin helemaal niet. Dat zei u maar omdat u taartjes met ons wilde gaan eten!"Schuldbewust kijkt de fee haar aan.
"Dat vond ik gezellig ja", bekent ze. "Maar ik heb jullie niet betoverd, hoor. De tijd zijn jullie helemaal zelf vergeten. En ik ken Aristide Sarasin wel."
Finn zucht. "Linden, het spijt me, maar het ziet ernaar uit dat we voorlopig nog niet terug kunnen. Zeg anders dat we bij Thomas logeren vannacht, oké?" Hij hangt op."Ik heet geen Thomas, maar jullie mogen wel bij me logeren", zegt de fee. "Kom, dan genieten we nog even van de zonsondergang en dan gaan we naar huis."
"Hoe heet u eigenlijk wel?", vraagt Éowyn.
"Aster", antwoordt de fee.Een uurtje later zitten ze bij de fee Aster in de woonkamer. Een beetje verlegen eerst, maar als Aster vraagt wat precies hun verhaal is stromen de woorden vanzelf. Ze vertellen over hun vader die djinn is en witte maan heet ("want zijn moeder is gek zegt hij") en over hun moeder die gewoon een mens is van wie ze hun huidskleur hebben geërfd. En dat papa en mama wel van elkaar houden maar niet romantisch of zo want papa heeft een Grote Liefde en dat is ook een djinn, een echte, zo eentje uit een lamp, en eerst had opa hem bevrijd maar nu zit hij weer gevangen."En dat heeft Sarasin gedaan en nou willen we hem opsporen want als Milans laatste wens is geweest dan verdwijnt hij in de eeuwigheid zegt Amy", besluit Éowyn.
"En we denken dat papa dan doodgaat van verdriet", voegt Finn stilletjes toe. Éowyn knikt."Zo...", prevelt Aster peinzend. "Ik wist dat hij daarmee bezig was, maar niet dat het gelukt was. Dat is anders wel heel wat jaar geleden."
"Dus u kent hem echt?"
Aster knikt."Ruim tweehonderd jaar lang is hij weggeweest, maar sinds zo'n twee jaar is hij hier teruggekeerd en dat klopt dus wel met jullie verhaal.”
Éowyn en Finn kijken haar verbijsterd aan. "Is hij zo oud dan?"
Aster laat haar mondhoeken minachtend dalen. "Het is een koud kunstje voor een tovenaar om zijn leeftijd te bevriezen", smaalt ze. "Maar alleen de heel domme doen dat. Wie wil er nu eeuwig leven?"
"En u dan?"
"Ik ben een fee, mijn jaren lopen anders dan die van de mensen. Net als die van jullie trouwens. Maar goed, ik heb een plan, luister."Een uur later kruipen de kinderen in het grote logeerbed.
"Als ze me op school in dit gekke pakkie zouden zien heb ik geen leven meer", bromt Finn, terwijl Éowyn met grote ogen naar de schilderijen staat te kijken. Als blokken vallen ze in slaap.Op datzelfde moment verschijnt er in het park voor het raadhuis uit het niets een lichtblauwe djinn, luisterend naar de naam Witte Maan. Linden is nu eenmaal een slecht leugenaar, uiteindelijk heeft Dorian de waarheid uit hem gekregen en zich door zijn zoon laten verbannen naar dezelfde plek als Éowyn en Finn.Hij heeft geen idee waar hij moet beginnen met zoeken - Linden kon alleen vaag iets zeggen over een fee die hen gefopt had - dus besluit hij maar bij het eerste het beste huis aan te bellen.Sarasin is minstens zo verbaasd als Dorian als hij de deur opent. Die weet niets anders te verzinnen dan in paniek opnieuw te proberen de tovenaar te betoveren, maar wederom lukt dat niet. En Sarasins toverstok ligt ditmaal niet buiten bereik op een kussentje."Wow, het onstuimige type", grinnikt Sarasin gemeen. "Kom binnen, kom binnen."
Als een mak schaap loopt Dorian achter hem aan.De volgende ochtend worden ze vroeg wakker.
Sarasin bedankt hem spottend voor de heerlijke nacht en zegt dat hij maar zonder hem moet ontbijten. Hij wil eerst wat ingrediënten inslaan voor zijn elixers."Maar geen zorgen, als ik terugkom neem ik je mee naar Milan."
Milan...? Er begint Dorian iets te dagen, dwars door zijn verliefde roes heen. Milan! "Waar is Milan?", vraagt hij duizelig.
"Niet hier schat, niet hier. Nog even geduld."Sarasin heeft geen haast. Soms krijg je het leven op een presenteerblaadje aangereikt.
Langzaam kleedt hij zich aan en wandelt dan fluitend zijn tuinpad af. In zijn ooghoek ziet hij een stel vervelende kinderen die op zijn oprijlaan spullen staan te verkopen en geërgerd loopt hij erheen. Het is niet voor het eerst dat zijn grondgebied als verlengstuk van het park beschouwd wordt."Ksst! Wegwezen! Ga jullie troep ergens anders verkopen!""Wilt u misschien eerst een lekkere muffin van ons kopen, meneer? Vers gebakken, heerlijk als ontbijt."
Ontbijt, hij heeft nog niet ontbeten. Gulzig pakt hij een muffin, zet zijn tanden erin en moet tot zijn verbazing bekennen dat die van hoogstaande kwaliteit is. "Zo, die heeft jullie moeder zeker gebakken?"
"Wilt u ook nog iets te drinken erbij?"
Grijnzend pakt hij het glas aan en slaat het achterover. "En dan nu wegwezen!"
"Maar u moet nog betalen..."
"Wegwezen heb ik gezegd!""Gelukt", zegt Éowyn tevreden, als Sarasin is weggewandeld. "En dan nu terug naar Aster voor plan B."Tegen de middag huurt Sarasin een taxi en laat zich met Dorian naar een afgelegen plek vervoeren.
"Het laatste stuk lopen we", zegt hij tegen de djinn. "Niemand hoeft te weten waar ik mijn praktijken uitvoer."Even later doemt er een plompe toren op, met hoge ramen die geen enkel licht doorlaten.
"Is Milan daar?", vraagt Dorian.
"Vraag niet zoveel, je zult het wel zien", is het bruuske antwoord.Een lift brengt hen naar boven en zodra Dorian de zolderverdieping opwandelt ziet hij de lampen staan.
Drie op een laag tafeltje en een apart.
Op die laatste loopt hij af."Heel goed geraden", giechelt Sarasin en slaat hem gade. Hij grijpt niet in als Dorian de lamp pakt en er zachtjes met zijn arm over veegt.Hoe vaak heeft hij van dit moment gedroomd?
Hij staat als bevroren en staart naar Milan, die hem na een kort moment van schijnbare verwarring emotieloos aankijkt.
"Wat doe je hier? Waarom ben je gekomen? Je had niet moeten komen, je kunt beter weer weggaan."Hij wandelt naar een raam, kijkt een poosje naar buiten en gaat dan een boek zitten lezen.Dorian is volkomen de weg kwijt. Milan is Milan niet meer. Zijn haren wit, zijn ogen lijken licht te geven en het ergste, hij wekt geen moment de indruk dat hij blij is hem te zien. En dan is er de tovenaar, voor wie hij meer dan zachte gevoelens koestert en ook al weet hij dat die niet echt zijn maar het gevolg van een bezwering, hij kan ze niet onderdrukken.Grinnikend loopt Sarasin op hem af. "Nou, dat had je je waarschijnlijk anders voorgesteld, denk ik. Hier, lunchtijd." Achteloos overhandigt hij Dorian een appel. "Kom, dan ga ik aan het werk en kunnen jullie gezellig bijkletsen. Oude koeien uit de sloot halen."Even staat Dorian daar, niet wetend wat te doen. Dan zet hij zijn tanden in de appel - die heerlijk zoet is - en eet hem op. Het volgende moment voelt hij zich ongelofelijk misselijk worden en dan wordt alles zwart."Wat... wat heb je gedaan?" Milan is opgesprongen en kijkt Sarasin angstig aan.
"Een appeltje voor de dorst", grijnst die. "Maar kennelijk is het hem slecht bekomen."
Milan krimpt ineen. "Je... hebt hem vergiftigd? Ik..."
"Je dacht dat ik hem zou sparen als je onverschilligheid zou veinzen. Man, dat maakt me toch allemaal niet meer uit? Ik hield van je, ooit, maar je was het niet waard."De blik in Sarasins ogen is er een van puur leedvermaak."Kom, help me even, dan sjouwen we hem op een stoel. Dan kan hij er nog net getuige van zijn hoe je mijn laatste wens inwilligt."
"Nee........", fluistert Milan, terwijl er afgrijzen in zijn ogen verschijnt. "Nee, Aristide, doe dat niet. Alsjeblieft. Je weet.. hoe het...."
"Hou op met dat gejank en help me."Even later zit Dorian rechtop - zo goed en zo kwaad als dat gaat - en kijkt de tovenaar Milan honend aan."Zo...", mijmert hij, "wat zal ik eens wensen... Wereldvrede? Naaah. Rijkdom? Een groot gezin?" Hij lacht kakelend.
"Aristide, je mag hem niet laten sterven", onderbreekt Milan hem. "Hij heeft drie kinderen, die hem niet kunnen missen."
"Iedereen is te missen", antwoordt Sarasin onverschillig, "en dan nu mijn laatste wens...."Achter de lampgeest klinkt een geluid. Dorian staat wankel op en grijpt naar zijn hoofd. "Milan?", zegt hij zwakjes. "Milan, ik voel me niet zo goed." Het volgende moment klapt hij dubbel door een plotselinge aanval van hevige kramp en leegt zijn maag. Dan valt hij om."Oeps", zegt Sarasin. "Dat ging iets sneller dan ik verwachtte. Hij loopt voor op schema."