Generatie 17 - deel 15, De reis
Demyan en Éowyn slapen tot vroeg in de middag. Daarna vrijen ze en liggen dan urenlang dicht tegen elkaar aan te genieten van de pure luxe simpelweg samen te zijn.
Over Lucca hebben ze het niet, bang om de ontspannen sfeer te bederven. Ze weten zo ook wel dat hij constant in hun gedachten is, zonder hem ter sprake te hoeven brengen. Zonder de angst te hoeven uitspreken dat ze hem nooit meer zullen zien. Dat ze langzamerhand zullen wegzinken in zijn jonge geheugen en hij zich hen alleen nog zal kunnen herinneren aan de hand van foto's en verhalen, die zijn grootouders en zijn ooms hem zullen vertellen.
Tegen de avond worden ze opgeschrikt door het inmiddels bekende suizen van ruimtevoertuigen. Voorzichtig gluren ze door de lamellen naar buiten en volgen argwanend de twee Curi die uitstappen en naar de voordeur lopen.
Pas als de jongste olijk naar boven zwaait halen ze opgelucht adem: het is Xot'r, vergezeld door zijn opa.
Als ze met zijn allen in de kamer beneden staan, schraapt de oude man zijn keel en valt met de deur in huis.
"Er is een groot alarm uitgegaan en een zoektocht gestart", zegt hij ernstig. "Ze zijn er inmiddels achter - hij knikt naar Demyan - dat jij ook verdwenen bent." "Lopen jullie geen gevaar?", vraagt Demyan bezorgd. "Ze begrijpen ongetwijfeld dat we geholpen zijn."
"Ik neem aan dat ze mij verdenken", haalt Xot'r zijn schouders op, "maar ze kunnen niets bewijzen."
"Hoe het ook zij, jullie moeten hier weg", vervolgt zijn opa. "Het is een kwestie van tijd voordat ze deze schuilplaats ontdekken."
"Waar moeten we dan heen?", vraagt Éowyn.
Xot'r grijnst. "Naar de allerlaatste plek waar ze jullie zullen zoeken. We brengen jullie naar het hol van de leeuw." Het hol van de leeuw blijkt de woning van Xot'rs grootvader, die zich in de hoge krater bevindt waar alle Curi wonen.
"Ze zullen de woestijn uitkammen, het gebied rond de mijn en waarschijnlijk zelfs de Zwavelvlakte", heeft Xot'r gniffelend gezegd. "En ondertussen bevinden jullie je gewoon in hun midden." "Onder mijn huis is een kelder die volledig is ingericht als woonruimte", legt de ponsari uit, terwijl hij een deur opent in zijn hal en hen voorgaat een wenteltrap af. Even later kijken Éowyn en Demyan verbaasd om zich heen.
"Mijn dochter heeft hier een aantal jaar gewoond voordat ze het huis uitging", legt de Curi uit. "Xot'rs moeder."
"Onder de grond?"
"Dat is niet ongebruikelijk voor ons", glimlacht de oude man. "Ik hoop dat jullie het een beetje comfortabel vinden, het is maar tijdelijk. We gaan zorgen dat jullie thuiskomen, maar dat heeft wat voorbereiding nodig, dus nog even geduld." Ze zijn zo overdonderd, dat hij al is verdwenen voordat ze hebben kunnen reageren. Verbluft gaan ze op de bank zitten.
"Ik had zo'n rare droom", zegt Éowyn. "Ik droomde dat hij zei dat ze ons gaan thuisbrengen."
Demyan glimlacht en kust haar.
"Wat toevallig, dat droomde ik ook. Ik durf het haast niet te geloven, laten we het maar even afwachten voordat we het verkeerd begrepen hebben en voor niks vrolijk worden." Maar het blijkt wel degelijk waar. De volgende dag komt Xot'r langs en vertelt dat ze in het diepste geheim bezig zijn een ruimteschip te regelen, dat hen terug zal brengen naar de aarde.
"Ik ben stinkend jaloers op jullie! Het is een nieuw model, vol technische snufjes waar mijn scheepje bij verbleekt."
Al moeten ze in een koffiepot, het zal Demyan en Éowyn worst zijn. Als ze maar thuiskomen. In de dagen daarna komt hun vriend geregeld langs om hen voor te bereiden.
De theorie kan Demyan nog wel bevatten, maar als Xot'r hem achter een simulator zet, krijgt hij het toch even flink benauwd. "Allemaal leuk en aardig, maar hoe weet ik straks waar ik ben als we in het luchtledige zijn?", vraagt hij kleintjes.
"Bij de derde ster rechtsaf? En wat als we verdwalen? Of in paniek raken? Ik kan dit nooit!"
Xot'r grinnikt. "Ik plaag je, jullie ruimteschip wordt zo geprogrammeerd, dat het blindelings het mijne volgt. Jullie hoeven niks te doen dan achterover leunen en van het uitzicht genieten."
Verrast kijkt Demyan hem aan. "Ga jij met ons mee?"
Xot'r knikt. "Samen met Kon'ja. Ik heb hier niks meer te zoeken, ik kom hier toch nooit meer aan de bak. Gelukkig zei ze meteen dat ze met me mee wil."
Hij glimt blij. 's Avonds op bed liggen Éowyn en Demyan lang te kletsen over fijne dingen en ook verdrietige dingen. Levensbepalende dingen.
Dingen die er niet meer toe leken te doen, maar die nu ineens weer een rol gaan spelen.
"Je moet het loslaten, Éowyn. Het is vreselijk, maar we hebben Lucca en we gaan al onze liefde in dat ene manneke stoppen."
Éowyn knikt langzaam, staat op en loopt naar de spiegel. "En dat lelijke kale hoofd...", zegt ze treurig. "Ik heb zelfs geen wenkbrauwen meer. Het is niet geschoren, weet je, ik heb geen idee wat ze hebben gedaan, maar het groeit niet meer."
Er schiet Demyan iets te binnen. "Xot'r heeft me een tijd geleden verteld dat djinns die hun straf hebben uitgezeten hun haar weer laten groeien", zegt hij.
"Kennelijk kan dat dus, we vragen het morgen." De volgende dag brengt echter zulk schokkend nieuws, dat het onderwerp haargroei even naar de achtergrond wordt verdrongen.
Sarasin - hevig gefrustreerd over het verliezen van zijn prooi en overtuigd van een complot tegen hem - blijkt een aanslag te hebben gepleegd in het centrum van Sininen Kuu. "Het was gruwelijk", vertelt Xot'r hen. "Het is een wonder dat er geen doden zijn gevallen, maar een aantal mensen ligt met zware brandwonden op de intensive care en zullen hun leven lang verminkt blijven." "En wat vindt de kirist hiervan?", vraagt Demyan spottend. "Krijgt zijn gewaardeerde medewerker een standje en mag hij daarna gewoon weer zijn baantje als gifmenger oppakken?" Xot'r schudt zijn hoofd en vervolgt:
"Niemand weet er het fijne van, maar Sarasin schijnt later op de dag getroffen te zijn door een meteoriet, die stomtoevallig precies op zijn huis viel." Bevreemd kijken Demyan en Éowyn hem aan. "Dat is.. inderdaad wel heel... toevallig."
"Onderschat niet de krachten van de vihria", knipoogt Xot'r. "We hebben alleen geen idee wie van ons het gedaan heeft." "Maar... hij is dus dood?", vraagt Éowyn voorzichtig, die het bijna niet kan geloven.
Xot'r knikt.
"Hein had zijn urn netjes in de keuken neergezet - die niet getroffen was - en mijn opa heeft hem een mooi plekje gegeven ergens diep weggestopt in het mausoleum." Een paar nachten later is het zover, 's morgens krijgen ze te horen dat ze zich moeten klaarmaken voor vertrek.
"Ik bén klaar", zegt Éowyn tegen Demyan, "en toch ook niet. Ik vind het doodeng."
Zacht slaat hij zijn armen om haar heen. "Denk maar aan Lucca", zegt hij. "Over een paar weken zie je hem weer."
Éowyn knikt glunderend. "Oh, als dat toch eens waar is!" Die avond laat komen Xot'r en Kon'ja hen ophalen en Éowyn maakt meteen van de gelegenheid gebruik te informeren hoe het zit met haar haren."
"Wil je dat werkelijk?", vraagt Kon'ja verbaasd. "Geen probleem hoor, ze hebben alleen je haarzakjes verdoofd. Ik ken de procedure, als we een tussenstop maken op het moederschip zal ik je een behandeling geven." Ze lopen naar buiten, waar een prachtig rood ruimteschip op hen ligt te wachten.
"Zenuwachtig?", vraagt de ponsari vriendelijk. Demyan knikt.
"Nergens voor nodig, Xot'r is een beroerde technicus maar een prima astronaut. Jullie zijn in goede handen, ik wens jullie het allerbeste." Éowyn en Demyan bedanken hem uitvoerig en ook Xot'r neemt innig afscheid van zijn opa, die hij waarschijnlijk nooit meer zal zien.
En dan kan de lange reis beginnen. Een aantal weken later - het is moeilijk te bepalen hoeveel - landen twee ruimteschepen in nachtelijk Sunlit Tides.
Niemand die het merkt, het hele dorp slaapt. Onwennig staan Demyan en Éowyn in hun woonkamer, die de vreemde geur heeft die huizen altijd aannemen als ze een tijdje onbewoond zijn. "Ik zal Linden bellen", oppert Demyan. "Hij vindt het vast niet erg om voor ons zijn warme bed uit te komen." Dat klopt.
Aan de andere kant van de lijn valt eerst een diepe stilte, dan wordt er een aantal keer gehakkeld en geschreeuwd, gevolgd door een met overslaande stem gebruld: "Ik kom eraan!"
"Volgens mij komt hij in zijn pyjama op blote voeten", lacht Demyan, maar dat valt mee. Vijf minuten later stormt Linden binnen en kijkt zijn zus een tijdje verbijsterd aan ("Wat... je haar..."), waarna hij haar in de armen valt en bijna fijn knijpt. Dan wendt hij zich tot Demyan met de woorden dat hij geen woorden heeft en dat Demyan een eigenwijze donder is die hem wekenlang met het gevoel heeft opgezadeld dat hij een moordenaar was maar dat nu alles vergeven is omdat hij toch gelijk had en je bent een held, je bent mijn held en je bent zo'n idioot, zo'n ongelofelijke idioot en je hebt haar teruggebracht, je hebt het geflikt en dan valt hij stil. Demyan lacht. "Mijn zwager", zegt hij verklarend tegen Xot'r en Kon'ja en omhelst Linden. "Waar is Lucca?"
"Bij papa en Milan in Emblesight, samen met Toermalijn. Ik flits jullie er meteen heen." "Wacht nog even", zegt Demyan, "ik wil eerst afscheid nemen van onze vrienden.
Hij trekt Xot'r mee naar de serre en kijkt de vihria geëmotioneerd aan. "De dankbaarheid die Linden net uitte komt voor het grootste deel jou toe", zegt hij. "Zonder jou hadden we hier niet gestaan."
Xot'r schokschoudert. "Ik was al een tijdje niet tevreden over wat er gebeurde in het Octogoon, ik ben blij dat ik deze misstand heb kunnen rechtzetten", mompelt hij verlegen.
"Dit is toch geen definitief afscheid?", vraagt Demyan verdrietig. "Waar gaan jullie nu heen?"
"Terug naar het moederschip, ik hoop dat we daar aan de slag kunnen. Gelukkig dat onze naam inmiddels gezuiverd is door alle ontwikkelingen op Sininen Kuu." Demyan knikt. Xot'rs opa heeft niet stilgezeten tijdens hun reis en is inmiddels tot kirist benoemd, terwijl zijn voorganger oneervol ontslagen is en berecht zal worden wegens corruptie. "Ik ga er alles aan doen om nog eens op bezoek te komen, Demyan. Maar je weet hoe ze ons bestaan geheim willen houden voor mensen."
"Je doet je best maar ze ervan te overtuigen wat een onzin dat is. Ik ken een vrouwelijke aardewachter die je daar zeker bij zal steunen", zegt Demyan. Met grote ogen kijkt Xot'r hem aan. "Ik had al zo'n vermoeden dat een van ons je op het spoor had gebracht van buitenaards leven!", roept hij uit. "Hoe heet ze?"
"Xokop, en ze is de vriendin van Linden hier (in de kamer hapt Linden een beetje paniekerig naar adem). Dat ruimteschip neem je zeker weer mee?"
Xot'r lacht plagerig. "Het spijt me, maar Kon'ja vliegt hem terug naar het moederschip ja." "Hij gaat Xokop toch niet in de problemen brengen?", vraagt Linden angstig, zodra de aliens vertrokken zijn.
Demyan lacht. "Ik denk dat we hem wel kunnen vertrouwen", zegt hij. Buiten gloort de ochtend in de prachtige pasteltinten die bij Sunlit Tides horen, maar Demyan en Éowyn willen maar één ding:
naar Emblesight. "Toch wel een beetje eng", mompelt Demyan tegen zijn zwager. "De laatste keer dat je dit deed werd ik wakker op een andere planeet."
"Nu niet", glimlacht Linden. "Ditmaal breng ik je bij je zoon."
"Er is een groot alarm uitgegaan en een zoektocht gestart", zegt hij ernstig. "Ze zijn er inmiddels achter - hij knikt naar Demyan - dat jij ook verdwenen bent." "Lopen jullie geen gevaar?", vraagt Demyan bezorgd. "Ze begrijpen ongetwijfeld dat we geholpen zijn."
"Ik neem aan dat ze mij verdenken", haalt Xot'r zijn schouders op, "maar ze kunnen niets bewijzen."
"Hoe het ook zij, jullie moeten hier weg", vervolgt zijn opa. "Het is een kwestie van tijd voordat ze deze schuilplaats ontdekken."
"Waar moeten we dan heen?", vraagt Éowyn.
Xot'r grijnst. "Naar de allerlaatste plek waar ze jullie zullen zoeken. We brengen jullie naar het hol van de leeuw." Het hol van de leeuw blijkt de woning van Xot'rs grootvader, die zich in de hoge krater bevindt waar alle Curi wonen.
"Ze zullen de woestijn uitkammen, het gebied rond de mijn en waarschijnlijk zelfs de Zwavelvlakte", heeft Xot'r gniffelend gezegd. "En ondertussen bevinden jullie je gewoon in hun midden." "Onder mijn huis is een kelder die volledig is ingericht als woonruimte", legt de ponsari uit, terwijl hij een deur opent in zijn hal en hen voorgaat een wenteltrap af. Even later kijken Éowyn en Demyan verbaasd om zich heen.
"Mijn dochter heeft hier een aantal jaar gewoond voordat ze het huis uitging", legt de Curi uit. "Xot'rs moeder."
"Onder de grond?"
"Dat is niet ongebruikelijk voor ons", glimlacht de oude man. "Ik hoop dat jullie het een beetje comfortabel vinden, het is maar tijdelijk. We gaan zorgen dat jullie thuiskomen, maar dat heeft wat voorbereiding nodig, dus nog even geduld." Ze zijn zo overdonderd, dat hij al is verdwenen voordat ze hebben kunnen reageren. Verbluft gaan ze op de bank zitten.
"Ik had zo'n rare droom", zegt Éowyn. "Ik droomde dat hij zei dat ze ons gaan thuisbrengen."
Demyan glimlacht en kust haar.
"Wat toevallig, dat droomde ik ook. Ik durf het haast niet te geloven, laten we het maar even afwachten voordat we het verkeerd begrepen hebben en voor niks vrolijk worden." Maar het blijkt wel degelijk waar. De volgende dag komt Xot'r langs en vertelt dat ze in het diepste geheim bezig zijn een ruimteschip te regelen, dat hen terug zal brengen naar de aarde.
"Ik ben stinkend jaloers op jullie! Het is een nieuw model, vol technische snufjes waar mijn scheepje bij verbleekt."
Al moeten ze in een koffiepot, het zal Demyan en Éowyn worst zijn. Als ze maar thuiskomen. In de dagen daarna komt hun vriend geregeld langs om hen voor te bereiden.
De theorie kan Demyan nog wel bevatten, maar als Xot'r hem achter een simulator zet, krijgt hij het toch even flink benauwd. "Allemaal leuk en aardig, maar hoe weet ik straks waar ik ben als we in het luchtledige zijn?", vraagt hij kleintjes.
"Bij de derde ster rechtsaf? En wat als we verdwalen? Of in paniek raken? Ik kan dit nooit!"
Xot'r grinnikt. "Ik plaag je, jullie ruimteschip wordt zo geprogrammeerd, dat het blindelings het mijne volgt. Jullie hoeven niks te doen dan achterover leunen en van het uitzicht genieten."
Verrast kijkt Demyan hem aan. "Ga jij met ons mee?"
Xot'r knikt. "Samen met Kon'ja. Ik heb hier niks meer te zoeken, ik kom hier toch nooit meer aan de bak. Gelukkig zei ze meteen dat ze met me mee wil."
Hij glimt blij. 's Avonds op bed liggen Éowyn en Demyan lang te kletsen over fijne dingen en ook verdrietige dingen. Levensbepalende dingen.
Dingen die er niet meer toe leken te doen, maar die nu ineens weer een rol gaan spelen.
"Je moet het loslaten, Éowyn. Het is vreselijk, maar we hebben Lucca en we gaan al onze liefde in dat ene manneke stoppen."
Éowyn knikt langzaam, staat op en loopt naar de spiegel. "En dat lelijke kale hoofd...", zegt ze treurig. "Ik heb zelfs geen wenkbrauwen meer. Het is niet geschoren, weet je, ik heb geen idee wat ze hebben gedaan, maar het groeit niet meer."
Er schiet Demyan iets te binnen. "Xot'r heeft me een tijd geleden verteld dat djinns die hun straf hebben uitgezeten hun haar weer laten groeien", zegt hij.
"Kennelijk kan dat dus, we vragen het morgen." De volgende dag brengt echter zulk schokkend nieuws, dat het onderwerp haargroei even naar de achtergrond wordt verdrongen.
Sarasin - hevig gefrustreerd over het verliezen van zijn prooi en overtuigd van een complot tegen hem - blijkt een aanslag te hebben gepleegd in het centrum van Sininen Kuu. "Het was gruwelijk", vertelt Xot'r hen. "Het is een wonder dat er geen doden zijn gevallen, maar een aantal mensen ligt met zware brandwonden op de intensive care en zullen hun leven lang verminkt blijven." "En wat vindt de kirist hiervan?", vraagt Demyan spottend. "Krijgt zijn gewaardeerde medewerker een standje en mag hij daarna gewoon weer zijn baantje als gifmenger oppakken?" Xot'r schudt zijn hoofd en vervolgt:
"Niemand weet er het fijne van, maar Sarasin schijnt later op de dag getroffen te zijn door een meteoriet, die stomtoevallig precies op zijn huis viel." Bevreemd kijken Demyan en Éowyn hem aan. "Dat is.. inderdaad wel heel... toevallig."
"Onderschat niet de krachten van de vihria", knipoogt Xot'r. "We hebben alleen geen idee wie van ons het gedaan heeft." "Maar... hij is dus dood?", vraagt Éowyn voorzichtig, die het bijna niet kan geloven.
Xot'r knikt.
"Hein had zijn urn netjes in de keuken neergezet - die niet getroffen was - en mijn opa heeft hem een mooi plekje gegeven ergens diep weggestopt in het mausoleum." Een paar nachten later is het zover, 's morgens krijgen ze te horen dat ze zich moeten klaarmaken voor vertrek.
"Ik bén klaar", zegt Éowyn tegen Demyan, "en toch ook niet. Ik vind het doodeng."
Zacht slaat hij zijn armen om haar heen. "Denk maar aan Lucca", zegt hij. "Over een paar weken zie je hem weer."
Éowyn knikt glunderend. "Oh, als dat toch eens waar is!" Die avond laat komen Xot'r en Kon'ja hen ophalen en Éowyn maakt meteen van de gelegenheid gebruik te informeren hoe het zit met haar haren."
"Wil je dat werkelijk?", vraagt Kon'ja verbaasd. "Geen probleem hoor, ze hebben alleen je haarzakjes verdoofd. Ik ken de procedure, als we een tussenstop maken op het moederschip zal ik je een behandeling geven." Ze lopen naar buiten, waar een prachtig rood ruimteschip op hen ligt te wachten.
"Zenuwachtig?", vraagt de ponsari vriendelijk. Demyan knikt.
"Nergens voor nodig, Xot'r is een beroerde technicus maar een prima astronaut. Jullie zijn in goede handen, ik wens jullie het allerbeste." Éowyn en Demyan bedanken hem uitvoerig en ook Xot'r neemt innig afscheid van zijn opa, die hij waarschijnlijk nooit meer zal zien.
En dan kan de lange reis beginnen. Een aantal weken later - het is moeilijk te bepalen hoeveel - landen twee ruimteschepen in nachtelijk Sunlit Tides.
Niemand die het merkt, het hele dorp slaapt. Onwennig staan Demyan en Éowyn in hun woonkamer, die de vreemde geur heeft die huizen altijd aannemen als ze een tijdje onbewoond zijn. "Ik zal Linden bellen", oppert Demyan. "Hij vindt het vast niet erg om voor ons zijn warme bed uit te komen." Dat klopt.
Aan de andere kant van de lijn valt eerst een diepe stilte, dan wordt er een aantal keer gehakkeld en geschreeuwd, gevolgd door een met overslaande stem gebruld: "Ik kom eraan!"
"Volgens mij komt hij in zijn pyjama op blote voeten", lacht Demyan, maar dat valt mee. Vijf minuten later stormt Linden binnen en kijkt zijn zus een tijdje verbijsterd aan ("Wat... je haar..."), waarna hij haar in de armen valt en bijna fijn knijpt. Dan wendt hij zich tot Demyan met de woorden dat hij geen woorden heeft en dat Demyan een eigenwijze donder is die hem wekenlang met het gevoel heeft opgezadeld dat hij een moordenaar was maar dat nu alles vergeven is omdat hij toch gelijk had en je bent een held, je bent mijn held en je bent zo'n idioot, zo'n ongelofelijke idioot en je hebt haar teruggebracht, je hebt het geflikt en dan valt hij stil. Demyan lacht. "Mijn zwager", zegt hij verklarend tegen Xot'r en Kon'ja en omhelst Linden. "Waar is Lucca?"
"Bij papa en Milan in Emblesight, samen met Toermalijn. Ik flits jullie er meteen heen." "Wacht nog even", zegt Demyan, "ik wil eerst afscheid nemen van onze vrienden.
Hij trekt Xot'r mee naar de serre en kijkt de vihria geëmotioneerd aan. "De dankbaarheid die Linden net uitte komt voor het grootste deel jou toe", zegt hij. "Zonder jou hadden we hier niet gestaan."
Xot'r schokschoudert. "Ik was al een tijdje niet tevreden over wat er gebeurde in het Octogoon, ik ben blij dat ik deze misstand heb kunnen rechtzetten", mompelt hij verlegen.
"Dit is toch geen definitief afscheid?", vraagt Demyan verdrietig. "Waar gaan jullie nu heen?"
"Terug naar het moederschip, ik hoop dat we daar aan de slag kunnen. Gelukkig dat onze naam inmiddels gezuiverd is door alle ontwikkelingen op Sininen Kuu." Demyan knikt. Xot'rs opa heeft niet stilgezeten tijdens hun reis en is inmiddels tot kirist benoemd, terwijl zijn voorganger oneervol ontslagen is en berecht zal worden wegens corruptie. "Ik ga er alles aan doen om nog eens op bezoek te komen, Demyan. Maar je weet hoe ze ons bestaan geheim willen houden voor mensen."
"Je doet je best maar ze ervan te overtuigen wat een onzin dat is. Ik ken een vrouwelijke aardewachter die je daar zeker bij zal steunen", zegt Demyan. Met grote ogen kijkt Xot'r hem aan. "Ik had al zo'n vermoeden dat een van ons je op het spoor had gebracht van buitenaards leven!", roept hij uit. "Hoe heet ze?"
"Xokop, en ze is de vriendin van Linden hier (in de kamer hapt Linden een beetje paniekerig naar adem). Dat ruimteschip neem je zeker weer mee?"
Xot'r lacht plagerig. "Het spijt me, maar Kon'ja vliegt hem terug naar het moederschip ja." "Hij gaat Xokop toch niet in de problemen brengen?", vraagt Linden angstig, zodra de aliens vertrokken zijn.
Demyan lacht. "Ik denk dat we hem wel kunnen vertrouwen", zegt hij. Buiten gloort de ochtend in de prachtige pasteltinten die bij Sunlit Tides horen, maar Demyan en Éowyn willen maar één ding:
naar Emblesight. "Toch wel een beetje eng", mompelt Demyan tegen zijn zwager. "De laatste keer dat je dit deed werd ik wakker op een andere planeet."
"Nu niet", glimlacht Linden. "Ditmaal breng ik je bij je zoon."