Generatie 17 - deel 11, De Curi
Het Octogoon is bijna in ieder opzicht wat je je van een gevangenis voorstelt: opgetrokken uit grijs beton, zonder opsmuk en het gaat schuil achter een stevig hek. Het enige dat een beetje uit de toon valt zijn de enorme ramen aan de voorkant, waarachter zichtbaar mensen aan het werk zijn. Als het tenminste mensen zijn, Demyan vermoedt van niet. Onwillekeurig moet hij denken aan wat hem op het ministerie verteld werd."De Curi werken met ons samen en hebben transparantie hoog in het vaandel staan. Ze hebben geen geheimen voor ons."Zou dat werkelijk zo zijn, of willen die Curi graag dat iedereen dat denkt?
Hij wandelt om het hek heen, stopt even nieuwsgierig als hij door het gaas vreemde voorwerpen ziet staan die hij niet kan thuisbrengen en loopt dan verder, tot hij bij een poort komt waar zich een intercom bevindt."Kunnen wij u helpen?", klinkt het vrijwel direct nadat hij op een van de bovenste knoppen gedrukt heeft.
"Mijn naam is Vladimir Lorenzetti", mengt hij zijn vaders voornaam en zijn moeders meisjesnaam achteloos de microfoon in. "Ik wil aangifte doen." Hij heeft geen idee hoe ver de onderzoeken van de aliens op aarde gingen, maar het is niet uitgesloten dat zijn naam bekend is bij hen, als partner van Éowyn. Vergezocht misschien, maar waarom zou hij een risico nemen. Eigenlijk baalt hij dat hij dat niet eerder heeft bedacht en in de stad gewoon zijn eigen naam gebruikt heeft."Past u op dat u het binnenste hek niet aanraakt, het staat onder stroom", klinkt het zakelijk, waarna de poort automatisch openklikt.De mysterieuze voorwerpen blijken een soort zwevende voertuigen te zijn, die in een rijtje net boven de grond naast elkaar hangen. Demyan kijkt er even geïntrigeerd naar. Daarna loopt hij een ongezellig kantoor binnen en ziet zijn vermoeden bevestigd: hier werken geen mensen, dit zijn aliens. Curi, zoals ze zichzelf kennelijk noemen.
"U wilt aangifte doen. Welke namen kan ik noteren?", vraagt een van hen, terwijl hij Demyan niet onvriendelijk aankijkt. "En wat waren de omstandigheden?" Uiteraard is Demyan volstrekt niet van plan namen te noemen en de omstandigheden houdt hij ook liever voor zichzelf. Het enige wat hij wil is de mogelijkheid krijgen een kijkje te nemen hier, er inmiddels rotsvast van overtuigd dat Éowyn zich ergens tussen deze muren bevindt.
"Ik weet hun namen niet", zegt hij dus, "ik kan alleen een signalement geven. Ik heb redenen om aan te nemen dat ze hier al zijn namelijk.""Oh?" Twee gitzwarte ogen kijken hem onderzoekend aan. "Dat lijkt me heel onwaarschijnlijk, waar baseert u dat op?"
"Op iets wat ik in het dorp heb gehoord", liegt Demyan er op los. "Ik ben al een tijdje hier, ziet u. Maar tot nu toe had het geen zin me te melden bij u, omdat ik hun namen niet wist."
"En nu wel?"
"Geen... namen nee. Alleen een signalement. Een man een een vrouw. De man was... blauw. En de vrouw had mijn huidskleur, golvend kastanjebruin haar en porseleinblauwe ogen." Hij heeft inmiddels ook de aandacht van de andere twee aliens in de kamer ziet hij, een jongere man en een vrouw, en hij kan niet zeggen dat hij zich erg op zijn gemak voelt."De man was blauw zegt u", klinkt het en even meent hij een zweem van lichte spot te horen. "Niet ongebruikelijk voor een djinn."
"Maar de vrouw was... Als ik nou even rond zou mogen kijken..., misschien herken ik haar wel."
De man achter het bureau maakt een kort, afwerend gebaar. "Dat is zeer ongewoon, zo'n besluit mag ik niet nemen, dat is aan de ponsari. Ik zal zeggen dat u er aan komt."
Hij knikt kort in de richting van de wenteltrap achter zich en Demyan begrijpt dat hij naar boven mag."Wacht tot het licht groen wordt, dan mag u naar binnen", is hem nog verteld. Dat is al snel.
De 'ponsari' blijkt - niet geheel onverwacht - ook een alien. Een oudere man die hem vriendelijk toeknikt en gebaart dat hij mag plaatsnemen."U heeft een nogal vreemd verzoek hoor ik", zegt hij, nadat hij zich heeft voorgesteld met een naam die klinkt als een fikse keelontsteking.
"Dat weet ik niet", zegt Demyan. "Ik wil graag nagaan of de djinns die mij hebben verbannen hier opgesloten zijn. Ik heb redenen om aan te nemen dat die mogelijkheid bestaat.""U zegt hier al langer te zijn, maar ik zie dat u nog trouw blijft aan uw aangeboren hoofdbedekking?"
Even haalt Demyan aarzelend een hand door zijn haar. "Is... dat een probleem?"
"Volstrekt niet, maar wel uitzonderlijk. Het is inmiddels de manier geworden om nieuwelingen te herkennen. Kunt u mij meer vertellen over de manier waarop u bent verbannen?"
"De manier waarop? Wel, ze deden hun armen over elkaar, concentreerden zich en keken me toen ineens nijdig aan."Heel even flitst in zijn geheugen het moment terug dat Éowyn hem verbande in het zwembad. Hoe schattig hij die verbeten blik op dat moment vond, twee seconden voordat hij zich realiseerde wat ze precies had gedaan."Ik bedoel meer, waarom verbanden ze u?"
"Ze...." Demyan valt stil. Hij had een reden moeten bedenken, stom.Geduldig kijkt het wezen hem aan. Dan zegt hij: "Het is een groot probleem dat djinns er deze gewoonte op nahouden. Vroeger onmenselijker dan de dood, sinds wij ons hier hebben gevestigd in ieder geval een te dragen lot voor de slachtoffers."
Demyan vergeet even met welk doel hij hier zit, dat hij geacht wordt een verbitterd slachtoffer te zijn. "Gebeurt het zo vaak dan? Ik dacht dat het onder djinns als een onvergeeflijke misdaad gold, die slechts in noodgevallen gehanteerd wordt."
De onbehaarde wenkbrauwen van de ponsari schieten omhoog.
"Ik bedoel...", voegt Demyan er snel aan toe, "dat heb ik ooit gelezen.""Dat klopt", zegt de man tegenover hem, grimmig ineens.
"Daarom onderzoeken wij ieder geval afzonderlijk. Niet zelden blijkt de aanval uitgelokt en wordt de aangifte nietig verklaard. Niet zo lang geleden nog hadden we hier een heks die claimde per ongeluk het huis van een jong echtpaar in brand te hebben gestoken. Ze was alleen vergeten erbij te vermelden dat het niet de eerste keer was dat het gebeurde, en dat er ditmaal een kind in de vlammen omkwam." Hij kijkt Demyan scherp aan. "Vandaar dat ik graag wil weten wat de omstandigheden waren waaronder u verbannen bent."Demyan kijkt even naar zijn handen, die in zijn schoot liggen. Hij is blanco, weet niets meer te verzinnen. Dit gaat niet lukken voelt hij.
"Ik wil geen aangifte doen", zegt hij dan zacht. "Ik wil alleen kijken of ze er... zijn." Nog net op tijd weet hij de meervoudsvorm te gebruiken.Het is vreemd. Hij heeft de moed opgegeven en precies op dat moment kijkt de man hem aan en zegt: "Het is al laat, te laat om u nog een rondleiding te geven. We herbergen op dit moment zevenendertig gevangenen, waarvan zesendertig mannen. En een vrouw, die gisteren is binnengebracht. Als u morgenochtend om acht uur terugkomt, zal een van mijn medewerkers met u meelopen om haar te tonen."Die nacht slaapt hij nauwelijks en de volgende ochtend stipt om acht uur staat hij voor het kantoor.
"Goedemorgen, u bent een man van de klok, mijn naam is Xot'r. Vladimir was het, toch? Wilt u mij volgen?"Ze lopen twee hekken door en wandelen dan een binnenplaats op, waar drie mannen aan het sporten zijn.
"Wees niet bang, ze kunnen niemand meer kwaad doen", zegt zijn gids geruststellend.
"Kwaad doen, hoezo?", vraag Demyan.
"Hun krachten, die hebben ze niet meer. Ze zijn behandeld. Dat geldt niet voor de jongedame overigens, dus u mag onder geen beding bij haar. Maar dat hoeft ook niet."Hoe overtuigd was hij dat hij Éowyn weer zou zien...? Om daarna iedereen krachtig te wijzen op de dwaling, het misverstand, haar onschuld, en hen dan te bewegen haar vrij te laten?
Ze is het niet.
Hij kijkt door het ruitje in de deur en ziet een jonge vrouw zitten, die volledig aan het door hem opgegeven signalement voldoet, met dit verschil dat ze geen kastanjebruin haar heeft omdat ze kaal is. Hij blijft zo lang staren, dat zijn begeleider uiteindelijk aarzelend vraagt of hij er al uit is."Ze is het niet", zegt hij, fluisterend haast. "Weet u zeker dat zij de enige vrouw is hier?"
"Heel zeker", knikt de jonge Curi. "Kom, laat me u iets te drinken aanbieden in de kantine."Even later zuigt Demyan iets door een rietje naar binnen dat verdacht veel op fruitsap lijkt.
Dan zet hij zijn pakje neer en kijkt de ander aan."Als twee djinns iemand verbannen, komen de slachtoffers dan altijd hier terecht? En worden opgepakte djinns altijd hier gebracht?"
Xot'r haalt zijn schouders op. "Misschien niet. Ik ben hier geboren, ik werk hier, maar ik weet lang niet alles."
"Dus het zou kunnen zijn dat er nog meer planeten zijn, waar hetzelfde aan de hand is als hier?"
"Zou heel goed kunnen, nogmaals, ik weet dat niet. En degenen die dat wel weten zijn niet hier. Wij zijn slechts gevangenisbewaarders."Demyan voelt hoe alle hoop uit hem wegvloeit. Hij heeft gegokt en verloren, zoveel is duidelijk.- - - - - - Langzaam ontwaakt ze uit een diepe, kunstmatige slaap, zich een moment totaal onbewust van waar ze zich bevindt. Haar mond is droog, haar hoofd doet zeer en haar buik voelt beurs. Met een doffe dreun dringt de werkelijkheid door de mistflarden in haar hoofd heen en langzaam opent ze haar ogen."Goedemorgen Éowyn. Of goedemiddag? Goedenavond? Wie zal het zeggen en wat doet het ertoe."
Hij grijnst gemeen."Tot onze vreugde kunnen we je vertellen dat de operatie geslaagd is. Dat doen ze toch razend knap, die vihria, het was in een oogwenk gebeurd. Nou, je bent weer wakker, ik moet gaan. Ze hebben liever niet dat ik te lang bij je blijf. Bang dat ik je kwaad zal doen vermoed ik. Belachelijk natuurlijk, zoeter dan dit kan mijn wraak nooit worden."Als hij weg is gaat ze langzaam rechtop zitten. De operatie is geslaagd. Ze wilde maar dat ze nooit meer ontwaakt was.
Hij wandelt om het hek heen, stopt even nieuwsgierig als hij door het gaas vreemde voorwerpen ziet staan die hij niet kan thuisbrengen en loopt dan verder, tot hij bij een poort komt waar zich een intercom bevindt."Kunnen wij u helpen?", klinkt het vrijwel direct nadat hij op een van de bovenste knoppen gedrukt heeft.
"Mijn naam is Vladimir Lorenzetti", mengt hij zijn vaders voornaam en zijn moeders meisjesnaam achteloos de microfoon in. "Ik wil aangifte doen." Hij heeft geen idee hoe ver de onderzoeken van de aliens op aarde gingen, maar het is niet uitgesloten dat zijn naam bekend is bij hen, als partner van Éowyn. Vergezocht misschien, maar waarom zou hij een risico nemen. Eigenlijk baalt hij dat hij dat niet eerder heeft bedacht en in de stad gewoon zijn eigen naam gebruikt heeft."Past u op dat u het binnenste hek niet aanraakt, het staat onder stroom", klinkt het zakelijk, waarna de poort automatisch openklikt.De mysterieuze voorwerpen blijken een soort zwevende voertuigen te zijn, die in een rijtje net boven de grond naast elkaar hangen. Demyan kijkt er even geïntrigeerd naar. Daarna loopt hij een ongezellig kantoor binnen en ziet zijn vermoeden bevestigd: hier werken geen mensen, dit zijn aliens. Curi, zoals ze zichzelf kennelijk noemen.
"U wilt aangifte doen. Welke namen kan ik noteren?", vraagt een van hen, terwijl hij Demyan niet onvriendelijk aankijkt. "En wat waren de omstandigheden?" Uiteraard is Demyan volstrekt niet van plan namen te noemen en de omstandigheden houdt hij ook liever voor zichzelf. Het enige wat hij wil is de mogelijkheid krijgen een kijkje te nemen hier, er inmiddels rotsvast van overtuigd dat Éowyn zich ergens tussen deze muren bevindt.
"Ik weet hun namen niet", zegt hij dus, "ik kan alleen een signalement geven. Ik heb redenen om aan te nemen dat ze hier al zijn namelijk.""Oh?" Twee gitzwarte ogen kijken hem onderzoekend aan. "Dat lijkt me heel onwaarschijnlijk, waar baseert u dat op?"
"Op iets wat ik in het dorp heb gehoord", liegt Demyan er op los. "Ik ben al een tijdje hier, ziet u. Maar tot nu toe had het geen zin me te melden bij u, omdat ik hun namen niet wist."
"En nu wel?"
"Geen... namen nee. Alleen een signalement. Een man een een vrouw. De man was... blauw. En de vrouw had mijn huidskleur, golvend kastanjebruin haar en porseleinblauwe ogen." Hij heeft inmiddels ook de aandacht van de andere twee aliens in de kamer ziet hij, een jongere man en een vrouw, en hij kan niet zeggen dat hij zich erg op zijn gemak voelt."De man was blauw zegt u", klinkt het en even meent hij een zweem van lichte spot te horen. "Niet ongebruikelijk voor een djinn."
"Maar de vrouw was... Als ik nou even rond zou mogen kijken..., misschien herken ik haar wel."
De man achter het bureau maakt een kort, afwerend gebaar. "Dat is zeer ongewoon, zo'n besluit mag ik niet nemen, dat is aan de ponsari. Ik zal zeggen dat u er aan komt."
Hij knikt kort in de richting van de wenteltrap achter zich en Demyan begrijpt dat hij naar boven mag."Wacht tot het licht groen wordt, dan mag u naar binnen", is hem nog verteld. Dat is al snel.
De 'ponsari' blijkt - niet geheel onverwacht - ook een alien. Een oudere man die hem vriendelijk toeknikt en gebaart dat hij mag plaatsnemen."U heeft een nogal vreemd verzoek hoor ik", zegt hij, nadat hij zich heeft voorgesteld met een naam die klinkt als een fikse keelontsteking.
"Dat weet ik niet", zegt Demyan. "Ik wil graag nagaan of de djinns die mij hebben verbannen hier opgesloten zijn. Ik heb redenen om aan te nemen dat die mogelijkheid bestaat.""U zegt hier al langer te zijn, maar ik zie dat u nog trouw blijft aan uw aangeboren hoofdbedekking?"
Even haalt Demyan aarzelend een hand door zijn haar. "Is... dat een probleem?"
"Volstrekt niet, maar wel uitzonderlijk. Het is inmiddels de manier geworden om nieuwelingen te herkennen. Kunt u mij meer vertellen over de manier waarop u bent verbannen?"
"De manier waarop? Wel, ze deden hun armen over elkaar, concentreerden zich en keken me toen ineens nijdig aan."Heel even flitst in zijn geheugen het moment terug dat Éowyn hem verbande in het zwembad. Hoe schattig hij die verbeten blik op dat moment vond, twee seconden voordat hij zich realiseerde wat ze precies had gedaan."Ik bedoel meer, waarom verbanden ze u?"
"Ze...." Demyan valt stil. Hij had een reden moeten bedenken, stom.Geduldig kijkt het wezen hem aan. Dan zegt hij: "Het is een groot probleem dat djinns er deze gewoonte op nahouden. Vroeger onmenselijker dan de dood, sinds wij ons hier hebben gevestigd in ieder geval een te dragen lot voor de slachtoffers."
Demyan vergeet even met welk doel hij hier zit, dat hij geacht wordt een verbitterd slachtoffer te zijn. "Gebeurt het zo vaak dan? Ik dacht dat het onder djinns als een onvergeeflijke misdaad gold, die slechts in noodgevallen gehanteerd wordt."
De onbehaarde wenkbrauwen van de ponsari schieten omhoog.
"Ik bedoel...", voegt Demyan er snel aan toe, "dat heb ik ooit gelezen.""Dat klopt", zegt de man tegenover hem, grimmig ineens.
"Daarom onderzoeken wij ieder geval afzonderlijk. Niet zelden blijkt de aanval uitgelokt en wordt de aangifte nietig verklaard. Niet zo lang geleden nog hadden we hier een heks die claimde per ongeluk het huis van een jong echtpaar in brand te hebben gestoken. Ze was alleen vergeten erbij te vermelden dat het niet de eerste keer was dat het gebeurde, en dat er ditmaal een kind in de vlammen omkwam." Hij kijkt Demyan scherp aan. "Vandaar dat ik graag wil weten wat de omstandigheden waren waaronder u verbannen bent."Demyan kijkt even naar zijn handen, die in zijn schoot liggen. Hij is blanco, weet niets meer te verzinnen. Dit gaat niet lukken voelt hij.
"Ik wil geen aangifte doen", zegt hij dan zacht. "Ik wil alleen kijken of ze er... zijn." Nog net op tijd weet hij de meervoudsvorm te gebruiken.Het is vreemd. Hij heeft de moed opgegeven en precies op dat moment kijkt de man hem aan en zegt: "Het is al laat, te laat om u nog een rondleiding te geven. We herbergen op dit moment zevenendertig gevangenen, waarvan zesendertig mannen. En een vrouw, die gisteren is binnengebracht. Als u morgenochtend om acht uur terugkomt, zal een van mijn medewerkers met u meelopen om haar te tonen."Die nacht slaapt hij nauwelijks en de volgende ochtend stipt om acht uur staat hij voor het kantoor.
"Goedemorgen, u bent een man van de klok, mijn naam is Xot'r. Vladimir was het, toch? Wilt u mij volgen?"Ze lopen twee hekken door en wandelen dan een binnenplaats op, waar drie mannen aan het sporten zijn.
"Wees niet bang, ze kunnen niemand meer kwaad doen", zegt zijn gids geruststellend.
"Kwaad doen, hoezo?", vraag Demyan.
"Hun krachten, die hebben ze niet meer. Ze zijn behandeld. Dat geldt niet voor de jongedame overigens, dus u mag onder geen beding bij haar. Maar dat hoeft ook niet."Hoe overtuigd was hij dat hij Éowyn weer zou zien...? Om daarna iedereen krachtig te wijzen op de dwaling, het misverstand, haar onschuld, en hen dan te bewegen haar vrij te laten?
Ze is het niet.
Hij kijkt door het ruitje in de deur en ziet een jonge vrouw zitten, die volledig aan het door hem opgegeven signalement voldoet, met dit verschil dat ze geen kastanjebruin haar heeft omdat ze kaal is. Hij blijft zo lang staren, dat zijn begeleider uiteindelijk aarzelend vraagt of hij er al uit is."Ze is het niet", zegt hij, fluisterend haast. "Weet u zeker dat zij de enige vrouw is hier?"
"Heel zeker", knikt de jonge Curi. "Kom, laat me u iets te drinken aanbieden in de kantine."Even later zuigt Demyan iets door een rietje naar binnen dat verdacht veel op fruitsap lijkt.
Dan zet hij zijn pakje neer en kijkt de ander aan."Als twee djinns iemand verbannen, komen de slachtoffers dan altijd hier terecht? En worden opgepakte djinns altijd hier gebracht?"
Xot'r haalt zijn schouders op. "Misschien niet. Ik ben hier geboren, ik werk hier, maar ik weet lang niet alles."
"Dus het zou kunnen zijn dat er nog meer planeten zijn, waar hetzelfde aan de hand is als hier?"
"Zou heel goed kunnen, nogmaals, ik weet dat niet. En degenen die dat wel weten zijn niet hier. Wij zijn slechts gevangenisbewaarders."Demyan voelt hoe alle hoop uit hem wegvloeit. Hij heeft gegokt en verloren, zoveel is duidelijk.- - - - - - Langzaam ontwaakt ze uit een diepe, kunstmatige slaap, zich een moment totaal onbewust van waar ze zich bevindt. Haar mond is droog, haar hoofd doet zeer en haar buik voelt beurs. Met een doffe dreun dringt de werkelijkheid door de mistflarden in haar hoofd heen en langzaam opent ze haar ogen."Goedemorgen Éowyn. Of goedemiddag? Goedenavond? Wie zal het zeggen en wat doet het ertoe."
Hij grijnst gemeen."Tot onze vreugde kunnen we je vertellen dat de operatie geslaagd is. Dat doen ze toch razend knap, die vihria, het was in een oogwenk gebeurd. Nou, je bent weer wakker, ik moet gaan. Ze hebben liever niet dat ik te lang bij je blijf. Bang dat ik je kwaad zal doen vermoed ik. Belachelijk natuurlijk, zoeter dan dit kan mijn wraak nooit worden."Als hij weg is gaat ze langzaam rechtop zitten. De operatie is geslaagd. Ze wilde maar dat ze nooit meer ontwaakt was.