Generatie 17 - deel 14, Ontvoerd
Terug bij het Octogoon hollen ze meteen naar de ingang, terwijl Demyan zich angstig afvraagt of niemand hem zal tegenhouden. Hij heeft hier als gewone aardling tenslotte niets te zoeken. De Curi in de kantoren zijn echter geconcentreerd aan het werk en lijken hen niet op te merken.In het voorbijgaan ziet hij in een van de kantoren boven iemand staan die zijn aandacht trekt, omdat hij - in tegenstelling tot de andere Curi - iets op zijn hoofd heeft. Maar tijd om daar verder bij stil te staan heeft hij niet, haastig rennen ze de binnenplaats op.Op het moment dat Demyan en Xot’r bijna de klapdeuren bereiken, smijt Sarasin net doelgericht het flesje met het elixer aan diggelen. Haar langgerekte huilerige kreet weerkaatst door de ruimte en ze duikt in elkaar, haar armen krampachtig om haar lichaam geslagen. Alsof ze haar aangeboren krachten er op die manier van wil weerhouden haar te verlaten. Tevergeefs. Zodra de vloeistof haar huid raakt voelt ze hoe ze uit haar lijf stromen, even onstuitbaar als bloed uit een wond. Ze is geen djinn meer.“Als de lamp boven de deur uit is... dan is er niks aan de hand”, hijgt Xot’r hortend en stotend terwijl hij de trap op rent, “als hij rood brandt... dan is het foute boel.”Het is foute boel. Met een zwaai opent Xot’r de deur en stormt naar binnen.
“Stop!”, roept hij met overslaande stem en ziet dan het meisje, dat met een treurig gezichtje achter de alchemist staat. Een tel later stiert Demyan hem voorbij, ziet haar ook en kijkt dan om zich heen. Dit is niet Éowyn. Dit is het meisje dat hij een paar weken terug door een raampje heeft zien zitten, een dag na zijn aankomst hier.Éowyn staat met haar rug tegen een wand gedrukt en kijkt hem intens verdrietig aan.
“Ben je oké?”, vraagt Demyan ademloos. Ze knikt en hij draait zich weer om naar Sarasin.
“Mag ik vragen wat jullie hier doen, wie bent u?”, vraagt die lijzig, terwijl hij zijn ongenode bezoekers hooghartig aankijkt.
“Doe dat flesje maar heel snel weg”, grauwt Demyan. “Er wordt hier verder niemand meer van haar krachten beroofd vandaag.”
“Ik heb geen idee waar u de brutaliteit vandaan haalt, maar ik eis dat u heel snel maakt dat u wegkomt”, antwoordt de alchemist kil. “Jullie mogen hier helemaal niet komen en ik doe gewoon mijn werk.”In zijn linkerhand heeft hij het flesje, met zijn rechterhand trekt hij langzaam een stok tevoorschijn.Demyan aarzelt geen seconde.
De spreuk die hij op Sarasin afvuurt heeft hij voor het laatst gebruikt toen hij een tiener was, en dan nog alleen om een kampvuur aan te steken, maar dat doet niets af aan de kracht ervan. De tovenaar is volstrekt niet voorbereid op een opponent die over dezelfde krachten beschikt als hijzelf en de vuurbal treft hem dus vol op de borst.Het flesje spat uit elkaar en Sarasin smijt het nog net op tijd weg.
“Kijk uit!”, roept hij schril, waarna hij met paniekerige bewegingen de vlammen begint te doven.
“Voor dat elixer hoef jij niet bang te zijn, toch?”, hoont Demyan. “Tovenaars zijn toch onaantastbaar?”
Woedend raapt Sarasin zijn toverstok op die ook op de grond is gevallen, en bliksemsnel springt Demyan naar een andere hoek van het vertrek, weg van Xot’r en Éowyn.
“Ga bij hen staan”, gebiedt hij het andere meisje en heeft dan al zijn aandacht nodig om de eerste aanval te pareren.Het gevecht dat nu volgt is heftig en verbeten. Een diepe haat drijft Demyan - die zijn krachten nog nooit tegen iemand gebruikt heeft op een liefdesspreuk na die hij liever vergeet - tot grote hoogten. Geen moment is hij in de problemen, maar Sarasin is taai en kwaadaardig en geeft de strijd niet zomaar op.Tenslotte wordt Demyan het beu en vuurt als een machinegeweer een reeks vloeken op de ander af, hem geen seconde rust gunnend.
Dit moet snel afgelopen zijn."Stop! Stop!, krijst Sarasin, "jij wint!"Meteen loopt Demyan op Éowyn af, die hem vol ontzag aankijkt.
"Dat deed je stoer", zegt ze, "ik wist helemaal niet dat je dat kon allemaal."
"Ik heb veel geoefend", hijgt Demyan, stiekem een heel klein beetje trots op zijn prestatie en tegelijkertijd stuiterend van de adrenaline.Intussen belt Xot'r een collega om de meisjes terug te laten brengen naar hun cellen, vooral eigenlijk om te zorgen dat ze veilig zijn voor de alchemist, die in een hoekje half verkoold staat bij te komen.Als beide meisjes zijn afgevoerd gaat Sarasin rechtop staan en kijkt Xot'r met spottende, opgetrokken wenkbrauwen aan.
"Geen idee waar dit allemaal op sloeg, maar reken erop dat jij zeer binnenkort wordt overgeplaatst naar een ver planeetje in een uithoek van het melkwegstelsel."
"Werkelijk?", vraagt de vihria en drukt vervolgens zijn handen tegen zijn voorhoofd."Wat deed je nou?", vraagt Demyan beduusd, als de tovenaar even later vloekend en tierend de gang op is gewankeld, met de woorden dat hij even een douche gaat nemen. "Zijn geheugen wissen?"
"Welnee, alleen even alle energie uit hem wegtrekken", grijnst Xot'r grimmig. "Die wil de komende twaalf uur alleen maar slapen en dat geeft ons wat ruimte."
Demyan kijkt hem bezorgd aan. "Kom je nou niet in de problemen door ons?"
Xot'r haalt zijn schouders op. "Het is tijd dat er eens iets gebeurt en jullie verhaal is een geschikte aanleiding. Kom, dan gaan we naar de kirist, maar eerst even de andere aanwezige Curi optrommelen."Als Xot'r dacht dat hij iets zou bereiken bij zijn hoogste baas dan komt hij van een koude kermis thuis. Door zijn hoofddeksel herkent Demyan hem meteen als de man die hij eerder vandaag vanuit de verte heeft zien staan en aanvankelijk doet hij - aangespoord door Xot'r - vol goede moed zijn verhaal.De kerel keurt hem echter geen blik waardig, maar houdt zijn harde pikzwarte ogen continu gericht op zijn vriend. Zodra Demyan zwijgt doet de Kirist zijn mond open, maar niet om in te gaan op het betoog."De integriteit van onze gewaardeerde medewerker Aristide Sarasin is op ontluisterende wijze aangetast", zegt hij koel, "en ik hou jou verantwoordelijk, Xot'r Qi'Zozivun. Je bent met onmiddellijke ingang geschorst."
"Maar...!", roept Demyan geschokt. Dreigend staat de kirist op.
"Voor onbepaalde tijd. Verdwijn uit mijn ogen en neem je vriend hier mee, voordat ik hem laat opsluiten naast zijn moordlustige vriendin."Demyan snakt naar adem. "Moordlustig?", roept hij driftig, "heeft u niet naar mij geluisterd!? Éowyn is onschuldig! Moordlustig? Die gewaardeerde medewerker van u, díe is pas..." Halverwege zijn zin wordt hij onderbroken door de oude man die hij als de ponsari herkent en die al die tijd met zijn rug naar het tafereel gekeerd heeft staan luisteren.
"Neem hem mee, Xot'r, breng hem naar huis voordat er ongelukken gebeuren", zegt hij gelaten.Xot'r trekt voorzichtig aan Demyans mouw. Die rukt zich los en struikelt ontdaan de kamer uit. Vijf minuten later is hij thuis.
"Rustig Demyan", sust Xot'r.
Demyans ogen spugen vuur. "Ik steek die hele bliksemse boel daar in de fik, dat is wat ik ga doen. Ik steek de boel in de fik en vlucht met Éowyn en dan gaan we wel in de woestijn wonen bij die huppeldepuppen!"
Xot'r schudt zijn hoofd. "Jij steekt niks in de fik want dan verbrandt Éowyn mee. Wij gaan rustig een kopje koffie drinken en wachten, mijn opa zal over een uurtje wel hier zijn."Tot Demyans verbazing gaat na zo'n drie kwartier inderdaad de bel en stapt de ponsari zijn gang in.
"Bent u Xot'rs opa?", vraagt hij verward. De man knikt vriendelijk.
"Hij wil het Octogoon in de brand steken", lacht Xot'r. De ponsari lacht ook. "Wij hebben een beter plan jongen, luister.""Dus ik moet...?", vraagt Demyan vijf minuten later. "... kan ik dat?"
"Een kind kan het", knikt Xot'r, "er is niks aan, we zullen het zo even helemaal met je doornemen. Daarna gaan wij terug om voorbereidingen te treffen en om klokslag drie uur kom je onze kant op."Precies om drie uur stapt hij in zijn oude ruimteschip en toetst de combinatie in die Xot'r en zijn opa hem hebben opgedragen.
"Het is niet eng, het is kicken", heeft Xot'r hem nog verzekerd voordat ze vertrokken, "en zo moet je het zien."Het schip schiet weg zoals hij gewend is inmiddels, maar in plaats van te landen zoals normaal blijft hij zweven boven de eerste plaats van bestemming. "Je zult onzichtbaar zijn", hebben de twee vihria hem verzekerd, "Tot het moment dat ze recht onder je staat. Wij zorgen dat ze buiten is."Beneden zich ziet hij inderdaad meteen een figuurtje met het paarsroze schijnsel rondom zich dat bij voortsnellende djinns hoort. Éowyn. Geduldig wacht hij tot ze pal onder zijn schip staat, zoals hem is opgedragen."Wat gebeurt er, wat doen jullie met me!?", schreeuwt Éowyn ver beneden hem in paniek, buiten zijn gehoorsafstand.
"Niet bang zijn, het is Demyan", stelt Xot'r haar gerust. "Niet tegenstribbelen, dat heeft toch geen zin. Straks zijn jullie samen."Zodra Demyan voelt dat zijn schip zich weer gesloten heeft haalt hij een hendel over, die zorgt dat hij automatisch naar de onbekende bestemming wordt gelanceerd die zijn vrienden hem hebben opgegeven. Vijf seconden later landen ze ergens in the middle of nowhere bij een soort hut. Hij stapt uit en bevrijdt Éowyn, die hem zo verwilderd aankijkt dat hij even schrikt."Ik.. dit moest... ik vond het ook niet leuk maar het was de enige manier... niet slaan!"
"Je vond het niet leuk", schampert Éowyn droog, onmiddellijk gekalmeerd nu ze ziet dat Xot'r de waarheid heeft gesproken. "Volgens mij heb je de afgelopen minuten zitten genieten."
Demyan onthoudt zich wijselijk van commentaar. "Laten we naar binnen gaan", stelt hij voor. "Dit is een schuilhut."Eenmaal binnen kijkt Éowyn hem lang aan en zucht dan ineens diep.
Wat is er?", vraagt Demyan een beetje bedremmeld.
"Ik kan jou niet geloven", zegt ze zacht. "Ik kan gewoon niet geloven wat je voor me gedaan hebt. De risico's die je hebt genomen."
Hij haalt zijn schouders op. "Ik kon niet anders", mompelt hij verlegen, "ik kon je toch niet in de steek laten?"
"Ja, dat kon je wel, maar dat heb je niet gedaan. Als ik jou nooit ontmoet had hè? Als ik jou nooit ontmoet had..." Ze slikt en slaat haar armen om hem heen.Een paar minuten staan ze zwijgend tegen elkaar aan en houden elkaar vast.Boven vinden ze een klein slaapkamertje met een tweepersoonsbed. En een kledingkast met verschillende dameskleren.
"Zou ik die mogen aantrekken?", vraagt Éowyn zacht.
"Die zijn voor jou ja, ze zouden inderdaad wat normale kleding voor je klaarleggen", bevestigt Demyan en vervolgt dan ondeugend. "De keuze is toch niet té ruim hoop ik? Dat gaat uren duren."
Éowyn steekt haar tong naar hem uit en doet de la dicht. "Morgen ga ik iets leuks uitzoeken", zegt ze en kruipt naast hem in bed."Het is al bijna morgen", mompelt Demyan doezelig terwijl hij zijn kussen opschudt en haar dan in zijn armen neemt. "Maar we gaan lekker slapen nu."
"Welterusten", glimlacht Éowyn. Helemaal veilig voelt ze zich nog niet in dit vreemde huisje. Maar ze is bij Demyan, dus voorlopig vindt ze alles best.
“Stop!”, roept hij met overslaande stem en ziet dan het meisje, dat met een treurig gezichtje achter de alchemist staat. Een tel later stiert Demyan hem voorbij, ziet haar ook en kijkt dan om zich heen. Dit is niet Éowyn. Dit is het meisje dat hij een paar weken terug door een raampje heeft zien zitten, een dag na zijn aankomst hier.Éowyn staat met haar rug tegen een wand gedrukt en kijkt hem intens verdrietig aan.
“Ben je oké?”, vraagt Demyan ademloos. Ze knikt en hij draait zich weer om naar Sarasin.
“Mag ik vragen wat jullie hier doen, wie bent u?”, vraagt die lijzig, terwijl hij zijn ongenode bezoekers hooghartig aankijkt.
“Doe dat flesje maar heel snel weg”, grauwt Demyan. “Er wordt hier verder niemand meer van haar krachten beroofd vandaag.”
“Ik heb geen idee waar u de brutaliteit vandaan haalt, maar ik eis dat u heel snel maakt dat u wegkomt”, antwoordt de alchemist kil. “Jullie mogen hier helemaal niet komen en ik doe gewoon mijn werk.”In zijn linkerhand heeft hij het flesje, met zijn rechterhand trekt hij langzaam een stok tevoorschijn.Demyan aarzelt geen seconde.
De spreuk die hij op Sarasin afvuurt heeft hij voor het laatst gebruikt toen hij een tiener was, en dan nog alleen om een kampvuur aan te steken, maar dat doet niets af aan de kracht ervan. De tovenaar is volstrekt niet voorbereid op een opponent die over dezelfde krachten beschikt als hijzelf en de vuurbal treft hem dus vol op de borst.Het flesje spat uit elkaar en Sarasin smijt het nog net op tijd weg.
“Kijk uit!”, roept hij schril, waarna hij met paniekerige bewegingen de vlammen begint te doven.
“Voor dat elixer hoef jij niet bang te zijn, toch?”, hoont Demyan. “Tovenaars zijn toch onaantastbaar?”
Woedend raapt Sarasin zijn toverstok op die ook op de grond is gevallen, en bliksemsnel springt Demyan naar een andere hoek van het vertrek, weg van Xot’r en Éowyn.
“Ga bij hen staan”, gebiedt hij het andere meisje en heeft dan al zijn aandacht nodig om de eerste aanval te pareren.Het gevecht dat nu volgt is heftig en verbeten. Een diepe haat drijft Demyan - die zijn krachten nog nooit tegen iemand gebruikt heeft op een liefdesspreuk na die hij liever vergeet - tot grote hoogten. Geen moment is hij in de problemen, maar Sarasin is taai en kwaadaardig en geeft de strijd niet zomaar op.Tenslotte wordt Demyan het beu en vuurt als een machinegeweer een reeks vloeken op de ander af, hem geen seconde rust gunnend.
Dit moet snel afgelopen zijn."Stop! Stop!, krijst Sarasin, "jij wint!"Meteen loopt Demyan op Éowyn af, die hem vol ontzag aankijkt.
"Dat deed je stoer", zegt ze, "ik wist helemaal niet dat je dat kon allemaal."
"Ik heb veel geoefend", hijgt Demyan, stiekem een heel klein beetje trots op zijn prestatie en tegelijkertijd stuiterend van de adrenaline.Intussen belt Xot'r een collega om de meisjes terug te laten brengen naar hun cellen, vooral eigenlijk om te zorgen dat ze veilig zijn voor de alchemist, die in een hoekje half verkoold staat bij te komen.Als beide meisjes zijn afgevoerd gaat Sarasin rechtop staan en kijkt Xot'r met spottende, opgetrokken wenkbrauwen aan.
"Geen idee waar dit allemaal op sloeg, maar reken erop dat jij zeer binnenkort wordt overgeplaatst naar een ver planeetje in een uithoek van het melkwegstelsel."
"Werkelijk?", vraagt de vihria en drukt vervolgens zijn handen tegen zijn voorhoofd."Wat deed je nou?", vraagt Demyan beduusd, als de tovenaar even later vloekend en tierend de gang op is gewankeld, met de woorden dat hij even een douche gaat nemen. "Zijn geheugen wissen?"
"Welnee, alleen even alle energie uit hem wegtrekken", grijnst Xot'r grimmig. "Die wil de komende twaalf uur alleen maar slapen en dat geeft ons wat ruimte."
Demyan kijkt hem bezorgd aan. "Kom je nou niet in de problemen door ons?"
Xot'r haalt zijn schouders op. "Het is tijd dat er eens iets gebeurt en jullie verhaal is een geschikte aanleiding. Kom, dan gaan we naar de kirist, maar eerst even de andere aanwezige Curi optrommelen."Als Xot'r dacht dat hij iets zou bereiken bij zijn hoogste baas dan komt hij van een koude kermis thuis. Door zijn hoofddeksel herkent Demyan hem meteen als de man die hij eerder vandaag vanuit de verte heeft zien staan en aanvankelijk doet hij - aangespoord door Xot'r - vol goede moed zijn verhaal.De kerel keurt hem echter geen blik waardig, maar houdt zijn harde pikzwarte ogen continu gericht op zijn vriend. Zodra Demyan zwijgt doet de Kirist zijn mond open, maar niet om in te gaan op het betoog."De integriteit van onze gewaardeerde medewerker Aristide Sarasin is op ontluisterende wijze aangetast", zegt hij koel, "en ik hou jou verantwoordelijk, Xot'r Qi'Zozivun. Je bent met onmiddellijke ingang geschorst."
"Maar...!", roept Demyan geschokt. Dreigend staat de kirist op.
"Voor onbepaalde tijd. Verdwijn uit mijn ogen en neem je vriend hier mee, voordat ik hem laat opsluiten naast zijn moordlustige vriendin."Demyan snakt naar adem. "Moordlustig?", roept hij driftig, "heeft u niet naar mij geluisterd!? Éowyn is onschuldig! Moordlustig? Die gewaardeerde medewerker van u, díe is pas..." Halverwege zijn zin wordt hij onderbroken door de oude man die hij als de ponsari herkent en die al die tijd met zijn rug naar het tafereel gekeerd heeft staan luisteren.
"Neem hem mee, Xot'r, breng hem naar huis voordat er ongelukken gebeuren", zegt hij gelaten.Xot'r trekt voorzichtig aan Demyans mouw. Die rukt zich los en struikelt ontdaan de kamer uit. Vijf minuten later is hij thuis.
"Rustig Demyan", sust Xot'r.
Demyans ogen spugen vuur. "Ik steek die hele bliksemse boel daar in de fik, dat is wat ik ga doen. Ik steek de boel in de fik en vlucht met Éowyn en dan gaan we wel in de woestijn wonen bij die huppeldepuppen!"
Xot'r schudt zijn hoofd. "Jij steekt niks in de fik want dan verbrandt Éowyn mee. Wij gaan rustig een kopje koffie drinken en wachten, mijn opa zal over een uurtje wel hier zijn."Tot Demyans verbazing gaat na zo'n drie kwartier inderdaad de bel en stapt de ponsari zijn gang in.
"Bent u Xot'rs opa?", vraagt hij verward. De man knikt vriendelijk.
"Hij wil het Octogoon in de brand steken", lacht Xot'r. De ponsari lacht ook. "Wij hebben een beter plan jongen, luister.""Dus ik moet...?", vraagt Demyan vijf minuten later. "... kan ik dat?"
"Een kind kan het", knikt Xot'r, "er is niks aan, we zullen het zo even helemaal met je doornemen. Daarna gaan wij terug om voorbereidingen te treffen en om klokslag drie uur kom je onze kant op."Precies om drie uur stapt hij in zijn oude ruimteschip en toetst de combinatie in die Xot'r en zijn opa hem hebben opgedragen.
"Het is niet eng, het is kicken", heeft Xot'r hem nog verzekerd voordat ze vertrokken, "en zo moet je het zien."Het schip schiet weg zoals hij gewend is inmiddels, maar in plaats van te landen zoals normaal blijft hij zweven boven de eerste plaats van bestemming. "Je zult onzichtbaar zijn", hebben de twee vihria hem verzekerd, "Tot het moment dat ze recht onder je staat. Wij zorgen dat ze buiten is."Beneden zich ziet hij inderdaad meteen een figuurtje met het paarsroze schijnsel rondom zich dat bij voortsnellende djinns hoort. Éowyn. Geduldig wacht hij tot ze pal onder zijn schip staat, zoals hem is opgedragen."Wat gebeurt er, wat doen jullie met me!?", schreeuwt Éowyn ver beneden hem in paniek, buiten zijn gehoorsafstand.
"Niet bang zijn, het is Demyan", stelt Xot'r haar gerust. "Niet tegenstribbelen, dat heeft toch geen zin. Straks zijn jullie samen."Zodra Demyan voelt dat zijn schip zich weer gesloten heeft haalt hij een hendel over, die zorgt dat hij automatisch naar de onbekende bestemming wordt gelanceerd die zijn vrienden hem hebben opgegeven. Vijf seconden later landen ze ergens in the middle of nowhere bij een soort hut. Hij stapt uit en bevrijdt Éowyn, die hem zo verwilderd aankijkt dat hij even schrikt."Ik.. dit moest... ik vond het ook niet leuk maar het was de enige manier... niet slaan!"
"Je vond het niet leuk", schampert Éowyn droog, onmiddellijk gekalmeerd nu ze ziet dat Xot'r de waarheid heeft gesproken. "Volgens mij heb je de afgelopen minuten zitten genieten."
Demyan onthoudt zich wijselijk van commentaar. "Laten we naar binnen gaan", stelt hij voor. "Dit is een schuilhut."Eenmaal binnen kijkt Éowyn hem lang aan en zucht dan ineens diep.
Wat is er?", vraagt Demyan een beetje bedremmeld.
"Ik kan jou niet geloven", zegt ze zacht. "Ik kan gewoon niet geloven wat je voor me gedaan hebt. De risico's die je hebt genomen."
Hij haalt zijn schouders op. "Ik kon niet anders", mompelt hij verlegen, "ik kon je toch niet in de steek laten?"
"Ja, dat kon je wel, maar dat heb je niet gedaan. Als ik jou nooit ontmoet had hè? Als ik jou nooit ontmoet had..." Ze slikt en slaat haar armen om hem heen.Een paar minuten staan ze zwijgend tegen elkaar aan en houden elkaar vast.Boven vinden ze een klein slaapkamertje met een tweepersoonsbed. En een kledingkast met verschillende dameskleren.
"Zou ik die mogen aantrekken?", vraagt Éowyn zacht.
"Die zijn voor jou ja, ze zouden inderdaad wat normale kleding voor je klaarleggen", bevestigt Demyan en vervolgt dan ondeugend. "De keuze is toch niet té ruim hoop ik? Dat gaat uren duren."
Éowyn steekt haar tong naar hem uit en doet de la dicht. "Morgen ga ik iets leuks uitzoeken", zegt ze en kruipt naast hem in bed."Het is al bijna morgen", mompelt Demyan doezelig terwijl hij zijn kussen opschudt en haar dan in zijn armen neemt. "Maar we gaan lekker slapen nu."
"Welterusten", glimlacht Éowyn. Helemaal veilig voelt ze zich nog niet in dit vreemde huisje. Maar ze is bij Demyan, dus voorlopig vindt ze alles best.